Relativpronomen & Gebrauch Präpositionen

Relativpronomen & Gebrauch Präpositionen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Relativpronomen & Gebrauch Präpositionen

Slide 1 - Tekstslide

Relativpronomen
- Antecedent (woord waarnaar het betrekkelijk vnw. verwijst)  bepaalt het geslacht
- Kijk in de zin waar het betrekkelijk vnw. in staat voor de naamval (dus VWO in het zinnetje met het pers. vnw)

Slide 2 - Tekstslide

Beispiel
Das Haus, in .... ich wohne, ist von meinen Großeltern gewesen.

-antecedent = das Haus = onzijdig
-je kijkt alleen naar het zinnetje tussen de komma's
-VWO: in = keuzevz.; wohnen in = zich bevinden = + 3
-dus: in dem ich wohne

Slide 3 - Tekstslide

Der Junge, ..... dort auf dem Schulhof steht, ist der Freund von Lara
A
der
B
dem
C
den

Slide 4 - Quizvraag

Die Frau, mit .... ich auf der Party getanzt habe, ist die Mutter von Elias.
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 5 - Quizvraag

Die Mädchen, von .... wir das Gerücht gehört haben, quatschen immer über andere!
A
die
B
dem
C
denen
D
das

Slide 6 - Quizvraag

Gebrauch Präpositionen
* Naar:
-nach
-in
-zu
-an
* Voor = für/vor
* Door = durch/von

Slide 7 - Tekstslide

Wir fahren diesen Sommer ..... die Nordsee
A
nach
B
an
C
in
D
zu

Slide 8 - Quizvraag

..... (voor) wen hast du das gemacht?
A
Für
B
Vor

Slide 9 - Quizvraag

Wir fliegen gern .... die Türkei.
A
in
B
an
C
nach
D
zu

Slide 10 - Quizvraag

Sie wurde .... (door) einem Hund gebissen.
A
durch
B
von

Slide 11 - Quizvraag

Kommst du .... kommenden Wochenende?
A
auf
B
im
C
am

Slide 12 - Quizvraag

Heute gehen wir .... (naar) unseren Freunden in Stuttgart.

Slide 13 - Open vraag