H8 8.1 Overzicht de tijd van burgers en stoommachines

Burgers en stoommachines
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Welke KA horen bij dit hoofdstuk en wat houden ze (kort) in?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten: (1)
  • De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
  • De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
  • De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten: (2)
  • Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
  • De opkomst van emancipatiebewegingen.
  • Discussies over de 'sociale kwestie'.

Slide 5 - Tekstslide

Burgers: Steeds groter wordende groep die een groeiende invloed had in de politiek en de maatschappij.
Stoommachines zorgden voor een overgang van de agrarische-urbane samenleving naar een industrieel-urbane samenleving= Industriële revolutie

G-B al in de 18e eeuw, Nl pas in de 19e eeuw.
Dit wordt het begin van de Moderne Tijd genoemd.

Slide 6 - Tekstslide

De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
Verbeteringen in de landbouw zorgden voor een hogere voedselproductie: gevolg: de bevolking groeide.
Bovendien waren er minder mensen nodig in de landbouw.
Boeren deden aan huisnijverheid: spinnen en weven
1770: stoommachine van James Watt
In G-B was genoeg steenkool en ijzererts voor in de fabrieken. Ook treinen, schepen en bv een carrousel werden aangedreven door stoomkracht. 

Slide 7 - Tekstslide

Industrieel kapitalisme
Economisch systeem met fabrieken:
  • Privébezit met productiemiddelen (natuur, arbeid, kapitaal)
  • streven naar winst
  • vrije markteconomie

Standensamenleving verdwijnt en wordt een klassensamenleving (inkomen, opleiding, sociale positie, leefstijl)

Slide 8 - Tekstslide

Waar streeft een fabrikant naar bij industrieel kapitalisme?
A
Zoveel mogelijk omzet
B
Zoveel mogelijk afzet
C
Zoveel mogelijk productie
D
Zoveel mogelijk winst

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid

Slide 10 - Quizvraag

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
Discussies over de 'sociale kwestie'.
Wat is de rol van de overheid, de politiek en de verschillende sociale en kerkelijke instellingen ten aanzien van de slechte leef-woon en werkomstandigheden.

Slide 11 - Tekstslide

Liberalisme
Individuele vrijheid is het hoogste goed.
De overheid is niet verantwoordelijk voor de positie (of verbetering) van arbeiders.
Geen of nauwelijks overheid bemoeienis.
Vrijemarkt economie.

Slide 12 - Tekstslide

Socialisme
Stroming die streeft naar gelijkheid of verbetering van de positie van arbeiders en armen. Karl Marx wilde via een revolutie een einde aan de onderdrukking en armoede.
Communisten: met revolutie
Sociaal- democraten: via politieke verkiezingen, parlement en  sociale wetgeving: Gelijkheid

Slide 13 - Tekstslide

Liberalisme draait vooral om:
A
veiligheid
B
vrijheid
C
religie
D
gelijkwaardigheid

Slide 14 - Quizvraag

Het socialisme is hetzelfde als het marxisme
A
JA
B
NEE

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Confessionalisme
Geloof is het uitgangspunt van politieke en maatschappelijke stromingen en denkbeelden.
Katholieken en protestanten.
Broederschap is belangrijk. De overheid moet zich terughoudend opstellen en alleen ingrijpen als kerken en burgers het niet meer aankunnen.

Slide 17 - Tekstslide

Feminisme
1800-1850: vrouwen hebben geen rechten (geen stemrecht, geen hoger onderwijs en een lager loon dan mannen voor hetzelfde werk).
Vrouwen uit de hogere kringen eisen een gelijkwaardige plaats: eerste feministische golf.

Slide 18 - Tekstslide

Nationalisme
Het centraal zetten van de liefde voor het eigen land en het eigen volk.
In sommige landen zorgde het voor een eenheid.
In andere gebieden probeert een volk of etnische groep juist los te komen van een land.

Slide 19 - Tekstslide

Bedrijf waar met machines grote hoeveelheden producten worden gemaakt. 
Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen. 
De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan. 
Grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen aan het eind van de 18e eeuw en in de 19e eeuw. 
Economisch systeem waarbij alles draait om winst maken. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers. 
Fabrieken
Huisnijverheid 
Industriële revolutie
Industrialisatie 
Kapitalisme 

Slide 20 - Sleepvraag

Tot welke stromingen behoren deze affiches?
A
liberalisme - confessionalisme
B
confessionalisme - socialisme
C
nationalisme - conservatisme
D
liberalisme - socialisme

Slide 21 - Quizvraag

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme ................................... en ..............................
A
confessionalisme en conservatisme
B
feminisme en communisme
C
feminisme en confessionalisme
D
conservatisme en communisme

Slide 22 - Quizvraag

Nationalisme leidde tot samenvoegen
A
België
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Oostenrijk-Hongarije

Slide 23 - Quizvraag

Nationalisme leidde tot afsplitsing
A
België
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Italië

Slide 24 - Quizvraag

KA: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

Feminisme is een emancipatiebeweging, maar opkomen voor de rechten van arbeiders hoort hier ook bij.
De protestantse middenstand voelde zich niet goed vertegenwoordigd. Zij richten vervolgens een politieke partij op. De katholieken volgden ook.
Stromingen en bewegingen gingen in de politiek en voerden acties. BV. voor algemeen kiesrecht.
Een meer actievere rol in de politiek wordt voortschrijdende democratisering genoemd. 1917: alle mannen 1919: alle vrouwen.

Slide 25 - Tekstslide

KA: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
Overzeese gebieden werden ingezet als grondstoffenleverancier en afzetmarkt. De kolonies worden nu compleet overheerst  en bestuurd.
Vanaf 1850 is er een wedloop om zoveel mogelijk kolonies= modern imperialisme
Elk  Europees land wil meer macht, status en bezittingen.

Slide 26 - Tekstslide

Welke groepen passen het best bij het KA 'voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces' ?
A
arbeiders en katholieken
B
vrouwen en confessionelen
C
arbeiders en vrouwen
D
vrouwen en kinderen

Slide 27 - Quizvraag

Vrijheid
vrouwen-
rechten
Gelijkheid
geloof
Liberalisme
Socialisme
Feminisme
confessionalisme

Slide 28 - Sleepvraag

Horen deze producten bij...
A
Kolonialisme
B
Modern imperialisme

Slide 29 - Quizvraag

Leerdoel
Welke KA horen bij dit hoofdstuk en wat houden ze (kort) in?

Slide 30 - Tekstslide

Noem 3 dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 31 - Open vraag

Nog iets onduidelijk?

Slide 32 - Open vraag

Belangrijkse oorzaken: Wapenwedloop, nationalisme, modern imperialisme

Slide 33 - Tekstslide