TT mögen & dürfen

Werkwoorden - wollen & möchten 
Wiederholung: 6 Quizfragen
Uitleg
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden - wollen & möchten 
Wiederholung: 6 Quizfragen
Uitleg

Slide 1 - Tekstslide

"Nein, ich ... meine Hausaufgaben nicht machen!"
A
wollen
B
möchten

Slide 2 - Quizvraag

"Guten Tag Herr Müller, ... Sie auch einen Stück Kuchen?"
A
wollen
B
möchten

Slide 3 - Quizvraag

wollen (Julia)
A
wollt
B
willt
C
will
D
wollet

Slide 4 - Quizvraag

möchten (ihr)
A
möchtet
B
möchten
C
möcht
D
möchtetet

Slide 5 - Quizvraag

wollen (meine Freundin und ich)
A
wollen
B
willen
C
wollt
D
willst

Slide 6 - Quizvraag

möchten (du)
A
möchst
B
möchtst
C
möchtest
D
möchtenst

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoorden - mögen & dürfen

Slide 8 - Tekstslide

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
Uitleg

Slide 9 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
dürfen (mogen, toestemming hebben)
regel: stam + uitgang

dürfen
stam: -en eraf
-> dürf


Uitleg

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
dürfen -> uitzondering
dürf
dürf
dürf

dürf
dürf
dürf
ich, du en er zijn
onregelmatig
ich + er zijn hetzelfde.
De rest van het werkwoord is regelmatig!
darf
darfst
darf


Uitleg

Slide 11 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
dürfen -> uitzondering
darf
darf
darf

dürf
dürf
dürf

st


en
t
en
Uitleg
Neem dit hele rijtje over in je schrift!

Slide 12 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
mögen (houden van)
regel: stam + uitgang

mögen
stam: -en eraf
-> mög


Uitleg

Slide 13 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
mögen -> uitzondering
mög
mög
mög

mög
mög
mög
ich, du en er zijn onregelmatig
ich + er zijn hetzelfde.
De rest van het werkwoord is regelmatig!
mag
magst
mag




Uitleg

Slide 14 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
mögen -> uitzondering
mag
mag
mag

mög
mög
mög

st


en
t
en
Uitleg
Neem dit hele rijtje over in je schrift!

Slide 15 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 10 vragen:
  • 5x multiple choice
  • 5x open

Kan jij dürfen en mögen al correct vervoegen?

Slide 16 - Tekstslide

dürfen (ich)
1/10
A
darf
B
dürfe
C
darfe
D
dürf

Slide 17 - Quizvraag

mögen (ihr)
2/10
A
magt
B
möget
C
mögt
D
maget

Slide 18 - Quizvraag

dürfen (du)
3/10
A
dürfst
B
darfst
C
darfest
D
dürfest

Slide 19 - Quizvraag

mögen (Murat)
4/10
A
mögt
B
magt
C
mög
D
mag

Slide 20 - Quizvraag

dürfen (wir)
5/10
A
darfen
B
dürfen
C
darften
D
dürften

Slide 21 - Quizvraag

mögen (du)
6/10

Slide 22 - Open vraag

dürfen (ihr)
7/10

Slide 23 - Open vraag

mögen (Maria und Max)
8/10

Slide 24 - Open vraag

dürfen (Frau Bäcker)
9/10

Slide 25 - Open vraag

mögen (Sie)
10/10

Slide 26 - Open vraag

dürfen -> betekenis
dürfen
betekent mogen, als in toestaan.


Verwarring:
  • het NL mogen lijkt op het Duitse mögen
  • het Duitse dürfen lijkt op het NL durven
Uitleg

Slide 27 - Tekstslide

dürfen -> betekenis
dürfen

  • Ich darf nicht rauchen von meinen Eltern.
  • Sie dürfen hier nicht fahren!
  • Kleiner Max darf alleine zur Schule gehen.
  • Dürfen wir ein Eis kaufen, Papa?
  • Du darfst ohne Ticket nicht rein.
    dürfen     nicht dürfen
Uitleg

Slide 28 - Tekstslide

mögen -> betekenis
mögen
betekent houden van, lusten of aardig vinden


Verwarring:
  • het NL mogen lijkt op het Duitse mögen
Uitleg

Slide 29 - Tekstslide

mögen -> betekenis
mögen (houden van)

  • Du magst Spaghetti. (lusten)
  • Ich mag es, wenn du singst.
  • Wir mögen Actionfilme!
Uitleg

Slide 30 - Tekstslide

houden van: mögen of lieben?
mögen is de afgezwakte vorm van lieben.
In het Engels: to like = mögen, to love = lieben
mögen
lieben
Uitleg

Slide 31 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 6 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je dürfen, mögen of lieben moet gebruiken?

Slide 32 - Tekstslide

Man ... in der Schule nicht rennen!
1/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 33 - Quizvraag

Ja, ich ... dein neuer Freund.
Er ist sehr nett.
2/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 34 - Quizvraag

Ich ... meine Freundin sehr,
ich will sie heiraten!
3/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 35 - Quizvraag

Jana ... keinen Broccoli.
4/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 36 - Quizvraag

"... wir morgen zum Strand?"
"Ja, das finde ich gut."
5/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 37 - Quizvraag

Jamila ... Pizza, sie will es
jeden Tag essen!
6/6
A
dürfen
B
mögen
C
lieben

Slide 38 - Quizvraag

Samenvatting
uitzonderingen:  dürfen & mögen

dürfen:                          mögen:                                       
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
darf
darfst
darf

dürfen
dürft
dürfen
dürfen betekent:
  • mogen, toestaan

mögen betekent:
  • houden van ("to like")
  • lusten
  • aardig vinden

Let op! "to love" = lieben
mag
magst
mag

mögen
mögt
mögen
Uitleg

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide