Rekenen eind 3
1 / 48
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
10-3=
Wat voor soort som is dit?
Wat voor soort som is dit?
A
dubbelsom
B
Familiesom
C
verdwijnsom
D
Vriendjes van 10
Slide 2 - Quizvraag
Een broodje kost 4 euro. De vader van Tim koopt er 2. Hoeveel euro moet hij betalen?
A
€9
B
€10
C
€8
D
€11
Slide 3 - Quizvraag
Hoe laat is het?
A
12 uur
B
9 uur
C
10 uur
D
11 uur
Slide 4 - Quizvraag
8-7=
Wat voor soort som is dit?
Wat voor soort som is dit?
A
Vriendjes van 10
B
verdwijnsom
C
bijna verdwijnsom
D
dubbelsom
Slide 5 - Quizvraag
5+6=
A
11
B
10
C
9
D
12
Slide 6 - Quizvraag
We gaan 9 splitsen. Welk getal hoort op de puntjes?
9 = 4 + ...
9 = 4 + ...
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 7 - Quizvraag
Los deze sommen op en sleep het juiste antwoord naar de juiste vraag.
Let op de tijd!!!!
timer
0:59
3 + 3 =
7 + 7 =
9 + 8 =
10 + 10 + 10 =
9 + 9 =
10 + 10 =
5 + 5 + 5 =
6 + 6 =
10 - 5 =
7 + 3 =
6
14
10
18
12
5
15
20
30
17
Slide 8 - Sleepvraag
Anna en Isabelle verdelen 16 lollies eerlijk.
Hoeveel heeft ieder er?
Hoeveel heeft ieder er?
A
6
B
7
C
8
D
9
Slide 9 - Quizvraag
8-8=
Wat voor soort som is dit?
Wat voor soort som is dit?
A
verdwijnsom
B
bijna verdwijnsom
C
Vriendjes van 10
D
dubbelsom
Slide 10 - Quizvraag
Handig rekenen
8 + 6 =
8 + 2 + ...
8 + 6 =
8 + 2 + ...
A
3
B
2
C
5
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Je moet €18 betalen. Betaal gepast met zo min mogelijk briefjes/munten. Welk antwoord is juist?
A
€5 + €5 + €5 + €2
B
€10 + €5 + €2 + €1
C
€10 + €2 + €2 + €2 + €2
D
€10 + €5 + €2 + €1 + €1
Slide 12 - Quizvraag
8
.. ..
.. ..
Slide 13 - Woordweb
Handig rekenen
14 - 7 =
14 - 4 - ...
14 - 7 =
14 - 4 - ...
Handig rekenen
A
3
B
2
C
5
D
4
Slide 14 - Quizvraag
Je moet €45 betalen. Betaal gepast met zo min mogelijk briefjes/munten.
Welk antwoord is juist?
Welk antwoord is juist?
A
€20 + €10 + €5
B
€20 + €10 + €10 + €5
C
€30 + €5
D
€20 + €20 + €5
Slide 15 - Quizvraag
12 + 7=
Wat voor soort som is dit?
Wat voor soort som is dit?
A
dubbelsom
B
familiesom
C
bijna dubbelsom
D
Vriendjes van 10
Slide 16 - Quizvraag
13
17
15
11
7
9
Bijna
5 + 4 =
7 + 6 =
6 + 5 =
7 + 8 =
3 + 4 =
9 + 8 =
Slide 17 - Sleepvraag
Op de thermometer was het 8 graden.
Nu is het 5 graden warmer.
Hoeveel graden is het dan?
Nu is het 5 graden warmer.
Hoeveel graden is het dan?
A
12 graden
B
13 graden
C
14 graden
D
15 graden
Slide 18 - Quizvraag
Met hoeveel blokjes is het gemaakt?
A
8
B
9
C
10
D
11
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel cent is 1 euro?
A
5 cent
B
10 cent
C
50 cent
D
100 cent
Slide 20 - Quizvraag
9
.. ..
.. ..
Slide 21 - Woordweb
21
16
9
8
23
29
21 + 8=
12 + 9 =
16 - 8=
18 - 9=
15 + 8 =
7 + 9=
Slide 22 - Sleepvraag
4+8=
In welke twee getallen moet ik de 8 splitsen?
In welke twee getallen moet ik de 8 splitsen?
A
4 en 4
B
6 en 2
C
4 en 6
D
6 en 4
Slide 23 - Quizvraag
Met hoeveel blokjes is het gemaakt?
A
7
B
8
C
9
D
10
Slide 24 - Quizvraag
Wat is goed?
A
5+8 = 5+5+2
B
5+8 = 5+4+4
C
5+8 = 5+5+3
D
5+8 = 5+5+8
Slide 25 - Quizvraag
33-43-53-63-........-83-93
A
74
B
75
C
85
D
73
Slide 26 - Quizvraag
8-4=
Wat voor soort som is dit?
Wat voor soort som is dit?
A
dubbelsom
B
Vriendjes van 10
C
bijna dubbelsom
D
familiesom
Slide 27 - Quizvraag
7+9=
In welke twee getallen moet ik de 9 splitsen?
In welke twee getallen moet ik de 9 splitsen?
A
3 en 4
B
3 en 5
C
3 en 6
D
3 en 1
Slide 28 - Quizvraag
A
€ 38
B
€ 39
C
€ 40
D
€ 41
Slide 29 - Quizvraag
Los deze sommen op en sleep het juiste antwoord naar de juiste vraag.
timer
0:59
9 + 7 =
3 + 15 =
6 + 9 =
4 + 7 =
7 + 6 =
8 + 9 =
6 + 8 =
5 + 7 =
8 + 11 =
8 + 12 =
16
18
20
13
12
19
14
17
11
15
Slide 30 - Sleepvraag
wie zijn de vriendjes
van 10?
van 10?
Slide 31 - Woordweb
Schrijf steeds 2 getallen op die samen 20 zijn.
20
Slide 32 - Woordweb
Los deze sommen op en sleep het juiste antwoord naar de juiste vraag.
6+2+2=
5 + 10 + 5 +10 + 2 =
10 + 5 + 10 + 10 =
10 + 10 + 10 =
9 + 9 =
10 +3 + 3 + 10 =
30 + 10 + 2 + 10 =
6 + 6 =
5 +5 +5 +5 +5 =
5 +5 +5 +5 +4 =
10
32
24
18
12
25
52
26
30
35
Slide 33 - Sleepvraag
Jip fiets naar school. Hij moet 12 km fietsen.
Na 2 km krijgt hij een lekke band.
Hoe ver moet hij lopen?
Na 2 km krijgt hij een lekke band.
Hoe ver moet hij lopen?
A
4km
B
6km
C
8km
D
10 km
Slide 34 - Quizvraag
Frits gaat darten. Hij gooit 10 punten, 5 punten,
10 punten en 2 punten.
Hoeveel punten heeft Frits
10 punten en 2 punten.
Hoeveel punten heeft Frits
A
17
B
25
C
27
D
26
Slide 35 - Quizvraag
Met hoeveel blokjes is het gemaakt
A
14
B
15
C
16
D
17
Slide 36 - Quizvraag
Let op de tijd!!!
timer
0:59
6 + 7 =
7 + 8 =
2 + 3 =
2 + 1 =
0 + 1 =
8 + 9 =
10 + 9 =
5 + 4 =
6 + 5 =
4 + 3 =
13
15
7
1
9
11
19
17
3
5
Slide 37 - Sleepvraag
Hoe laat is het?
A
2 uur
B
half 6
C
6 uur
D
half 2
Slide 38 - Quizvraag
.. + .. + .. = 16
16
fout
5
5
10
6
4
3
Slide 39 - Sleepvraag
Schrijf steeds twee getallen die samen 9 zijn.
Slide 40 - Woordweb
Los deze familiesommen op en sleep het juiste antwoord naar de juiste vraag.
timer
1:30
11 + 7 =
26 - 3 =
19 - 4 =
19 - 8 =
11 + 2 =
14 + 3 =
18 - 4 =
13 + 6 =
14 + 6 =
18
23
20
13
12
19
14
17
11
15
Slide 41 - Sleepvraag
Welk getal staat bij zondag?
A
22
B
27
C
32
D
29
Slide 42 - Quizvraag
1-6-11-16-21-26-......-36-41-46
A
31
B
35
C
27
D
28
Slide 43 - Quizvraag
15
14
20
16
12
8
14 - 6 =
6 + 9 =
7 + 9 =
12 + 8 =
19 - 7 =
18 - 4 =
Slide 44 - Sleepvraag
10+5+10+3+5=
A
35
B
32
C
31
D
33
Slide 45 - Quizvraag
3
6
2
5
4
7
13 = 20 - ...
6 + ... = 9
20 = 15 + ...
5 = 3 + ...
19 - ... = 15
12 + ... = 18
Slide 46 - Sleepvraag
Gijs gaat op vakantie. Hij moet eerst 8 uur rijden met de auto, daarna 2 uur met de boot en dan nog eens 8 uur rijden met de auto.
Hoe lang duurt de reis?
Hoe lang duurt de reis?
A
17 uur
B
18 uur
C
19 uur
D
20 uur
