Fictie H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Fictie H4

Maak notities tijdens het lezen

1. Welke gebeurtenissen maken indruk op je?

2. Wat vind je van de keuzes van de (hoofd)personen?

3. Welk advies zou je de hoofdpersoon geven?

4. Wat vind je knap of moedig aan de personages?

5. Welke situaties maken je aan het lachen?

6. Welke vragen zou je stellen aan één van de hoofdpersonen?

7. Wanneer wilde je echt doorlezen?

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• heb je je verdiept in jouw leesboek.
• heb je geoefend met spelling.

Toets in de toetsweek

Je gaat een brief schrijven naar de hoofdpersoon in jouw opgegeven leesboek.

Wij kunnen aan de brief zien of je het boek hebt gelezen.

Komende weken...

De komende weken gaan we...

• Focussen op de inhoud van jouw leesboek;
• Oefenen met spelling;
• Oefenen met een brief schrijven.

Wat hebben jullie geantwoord?

6. Welke vragen zou je stellen aan één van de hoofdpersonen?

7. Wanneer wilde je echt doorlezen?

Spelling 4.8

Hij (vinden) dat boek erg leuk!

Mijn moeder (zijn) heel blij met haar leesboek.
t.t.

2B2 (hebben) veel gelezen vandaag.
t.t.

Spelling t.t.

Ik-vorm:                                            ik loop, ik fiets, ik vind

Hij/zij/het/jij-vorm:                      hij loopt, zij fietst, jij vindt

Wij- vorm:                                        wij lopen, wij fietsen, wij vinden

TIP: Vervang het woord door 'lopen' om te kijken of er een 't' achter komt.

'Hij loopt', dus het is 'hij vindt'

Vervoeg het werkwoord 

1. Mijn hond (hebben) mijn huiswerk opgegeten.

2. Timo en Karla (voeden) de hond op.

3. Vera (blozen) vanwege Tim.

4. Ik (hopen) dat de toets goed gaat.

5. Linde (toetsen) de toetsen af.

Klaar? 

Begin aan opdracht 1 en 2 van 4.8.

Fictie H4

Maak notities tijdens het lezen

1. Welke gebeurtenissen maken indruk op je?

2. Wat vind je van de keuzes van de (hoofd)personen?

3. Welk advies zou je de hoofdpersoon geven?

4. Wat vind je knap of moedig aan de personages?

5. Welke situaties maken je aan het lachen?

6. Welke vragen zou je stellen aan één van de hoofdpersonen?

7. Wanneer wilde je echt doorlezen?

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• heb je je verdiept in jouw leesboek.
• heb je geoefend met spelling.