VOORBEREIDING_TOETS_LEERDOELENKAART 2 en 3

VOORBEREIDIN
LEERDOELENKAART 
2 en 3
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VOORBEREIDIN
LEERDOELENKAART 
2 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Ik ken de veiligheidsregels en ik kan veilig werken in het practicumlokaal.

Slide 2 - Tekstslide

Ik kan de faseovergangen benoemen. (R)

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan met behulp van het deeltjesmodel iets uitleggen/tekenen, oftewel iets uitleggen op microniveau. (T)

gassen kunnen zich heel goed mengen (veel vrije ruimte)

Slide 4 - Tekstslide

Ik ken het glaswerk bij naam en kan hiervan dwarsdoorsnedes tekenen. (R)

  • reageerbuis
  • trechter
  • bekerglas
  • maatcilinder
  • erlenmeyer
  • (gas)wasfles 

Slide 5 - Tekstslide

Ik kan een brander veilig aan- en uit doen én ik ken de brander onderdelen. (R)

Slide 6 - Tekstslide

Ik kan een brander veilig aan- en uit doen én ik ken de brander onderdelen. (R)

Slide 7 - Tekstslide

Ik kan de begrippen materie, mengsels, zuivere stoffen, ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen, moleculen en atomen uitleggen schematisch, in een tekening of met woorden. Ik kan hier voorbeelden van geven (R)

  • materie: alle stoffen
  • mengsels: bestaat uit meerdere stoffen: oplossingen, suspensies, emulsies, rook, schuim
  • zuivere stoffen: bestaat uit een soort stof, water, alcohol
  • ontleedbaar: meerdere atoomsoorten, water, alcohol
  • niet ontleedbaar: 1 atoomsoort, natrium, kalium
  • moleculen / atomen: kleinste deeltjes van een stof

Slide 8 - Tekstslide

Ik kan de begrippen materie, mengsels, zuivere stoffen, ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen, moleculen en atomen uitleggen schematisch, in een tekening of met woorden. Ik kan hier voorbeelden van geven (R)

Slide 9 - Tekstslide

        P1
      P2
aantal moleculen
         3
        4
aantal atomen
         9
        8
aantal stoffen
          1
         1
element ja/nee
       nee
        ja
verbinding ja/nee
         ja
      nee
P1
P2
Ik kan de begrippen materie, mengsels, zuivere stoffen, ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen, moleculen en atomen uitleggen schematisch, in een tekening of met woorden. Ik kan hier voorbeelden van geven (R)

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan alledaagse voorbeelden geven van verschillende soorten mengsels (suspensie/emulsie/oplossing). (R)

Slide 11 - Tekstslide

Ik ken alle negen scheidingsmethodes en hun bijbehorende principes en kan hier voorbeelden bij noemen. (R)

  • Filtreren: deeltjesgrootte, suspensie
  • Bezinken en afschenken: deeltjesgrootte, suspensies
  • Centrifugeren: dichtheid: suspensies
  • Indampen: kookpunt, oplossingen
  • Destilleren: kookpunt, oplossingen
  • Extraheren: oplosbaarheid, mengsel van vaste stoffen
  • Adsorberen: aanhechtingsvermogen, kleur/geur/smaak stoffen
  • Chromatogaferen: oplsobaarheid / aanhechtingsvermogen, kleurmengsels
  • Zeven: deeltjesgrootte, mengsel van vaste stoffen

Slide 12 - Tekstslide

Ik ken basis praktische vaardigheden en kan deze uitvoeren, zoals filtreren, indampen, oplossen/extraheren, bezinken, etc.). (R)

Slide 13 - Tekstslide

Ik ken basis praktische vaardigheden en kan deze uitvoeren, zoals filtreren, indampen, oplossen/extraheren, bezinken, etc.). (R)

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan uitleggen hoe een destillatie werkt en deze opstelling opbouwen. (R)

  • Stoffen in het mengsel: verschillen in kookpunt.
  • Stof met het laagste kookpunt verdampt als eerste.
  • De koeler condenseert de damp tot een vloeistof.

Slide 15 - Tekstslide

Ik kan uitleggen hoe chromatografie werkt (qua theorie) en deze proef uitvoeren. (R)

  • De stoffen in het mengsel verschillen in oplosbaarheid in het oplosmiddel (water) en het adsorptievermogen in het adsorptiemiddel (papier).
  • Hoe hoger de stof op het papier, des te lager is het adsorptievermogen.

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat een reagens is, wat je met welk reagens kunt aantonen en welke waarnemingen daarbij horen. (R)


Reagens: een stof die een andere stof kan aantonen
  • wit kopersulfaat: water, van wit naar blauw
  • custartd: water, van wit naar geel
  • kalkwater: koolstofdioxide, van helder naar troebel
  • joodwater: zwaveldioxide, van geel naar helder
  • lakmoes: zuur (rood) of base (blauw)
  • rodekoolsap: zuur (rood) of base (groen / blauw)
  • waterstof: vuur, blafje
  • zuurstof: gloeiende houtspaander gaat feller branden

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan de werking van het toestel van Hofmann uitleggen. (R)

  • Stroom laten lopen door het water.
  • Gasbelletjes aan de positieve elektrode is zuurstof: gloeiende houtspaander gaat feller branden.
  • Gasbelletjes aan de negatieve elektrode is waterstof: vuurtje erbij dan hoor je een blafje

Slide 18 - Tekstslide

Ik ken de elementen en moleculen beide kanten op (Na = natrium, natrium = Na, etc). (R)

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan mijn waarnemingen geven op macroniveau. (T)

Je doet een hoeveelheid witte suiker in een reageerbuis. Na enige tijd ontstaat er een kleurloze vloeistof boven in de reageerbuis. Na langer verhitten ontstaat er witte rook. Als je bij deze witte rook een vuurtje bijhoudt dan gaat de rook branden. Na verder verwarmen ontstaat er onder in de buis een zwarte vaste stof. 
  • macro = stofeigenschappen

Slide 20 - Tekstslide

Ik kan met behulp van het deeltjesmodel iets uitleggen/tekenen, oftewel iets uitleggen op microniveau. (T)

Bij de koperkringloop worden de koperatomen via een aantal chemische reacties omgezet in moleculen die zijn opgebouwd uit behalve koperatomen ook nog andere atoomsoort(en). Omdat bij een chemische reactie er geen atomen verdwijnen of ontstaan, kan de stof koper aan het einde van de koperkringloop weer worden terug gevormd.

Slide 21 - Tekstslide

Ik kan uitleggen of een stof een mengsel of een zuivere stof is aan de hand van een grafiek  (smeltpunt / smelttraject / stolpunt/stoltraject/etc). Ik kan deze grafieken ook zelf tekenen.(R)

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan een blokschema tekenen en ik kan een blokschema begrijpen en uitleggen. (T)

Je hebt een mengsel van zand, zout en kleurstof.
  • zout en kleurstoffen lossen op.
Maak hiervan een blokkenschema.
  • uitwerking en uitleg in de volgende dia's

Slide 23 - Tekstslide

Ik kan een blokschema tekenen en ik kan een blokschema begrijpen en uitleggen. (T)

Voeg water toe aan het mengsel, het zand lost niet op, de suiker en kleurstof wel, dit noemen we extraheren.
Dan ga je het mengsel filtreren, het zand blijft op het filter liggen (residu) en de suiker, kleurstof en water gaan door het filter heen (filtraat).
Daarna voeg je een adsorptiemiddel toe, we noemen dat adsorberen. De kleurstof gaat aan het adsorptiemiddel vastzitten, de suiker en het water niet.
Vervolgens ga je het mengsel filtreren, de kleurstof en het adsorptiemiddel blijven op het filter liggen (residu) en de suiker en het water gaan door het filter heen (filtraat).
Uiteindelijk ga je de suiker en het water indampen, het water verdampt en de suiker blijft achter (residu).

Slide 24 - Tekstslide

Ik kan een blokschema tekenen en ik kan een blokschema begrijpen en uitleggen. (T)

Slide 25 - Tekstslide

Ik kan uitleggen hoe het periodiek systeem is opgebouwd en waarom de elementen op een bepaalde manier gerangschikt zijn. (R)

  • metalen (edel: goud, zilver en platina) en niet metalen
  • groepen: stoffen met dezelfde chemische eigenschappen

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan namen geven aan specifieke groepen in het periodiek systeem en uitleggen wat speciaal is aan deze groepen. (R)

Groep 1: alkalimetalen: reageren heftig met water (explosie)

Groep 17: halogenen: reageren heftig met andere elementen

Groep 18: edelgassen

Edelmetalen: goud, zilver en platina
reageren niet met zuurstof

Slide 27 - Tekstslide

SCHEIDINGSMETHODEN OP EEN RIJ (extra uitleg)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

chromatogram

Slide 44 - Tekstslide

Zeven
Om een mengsel bestaande uit groffe en fijne deeltjes van elkaar te scheiden maak je gebruik van zeven. 
  • De stoffen worden gescheiden door een verschil in deeltjesgrootte.
  • Bijvoorbeeld een mengsel van zand en schelpen.

Slide 45 - Tekstslide