Hst 1+ H 3 mengsels en scheiden

herhaling hst 1 en 3 voor 4 tL
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

herhaling hst 1 en 3 voor 4 tL

Slide 1 - Tekstslide

  • Stofeigenschappen bepalen waarvoor je de stof gebruikt. 
  • Dit zijn géén stofeigenschappen:
    - temperatuur
    - volume
    - massa
    - fase (=toestand)
  • Want ze zijn afhankelijk van de
     omstandigheden!

Hst 1: Stoffen kun je herkennen aan stofeigenschappen
(zijn altijd hetzelfde voor die stof!)
Dit zijn wél stofeigenschappen

Slide 2 - Tekstslide

Dichtheid

  • formule: 
                           
  •  in symbolen:

  • eenheden: 

  • van veel stoffen veranderd de
    dichtheid als de temperatuur veranderd
dichtheid=volumemassa
ρ=Vm
m3kg=m3kg
dichtheid  goud = 19,3 g/cm
dichtheid aluminium =2,7 g/cm3
Dichtheid =massa van 1 cm3  stof
 
Dichtheid is een kenmerkende stofeigenschap (Binas tabel 15 -17)


Slide 3 - Tekstslide

Faseovergangen beschreven met deeltjesmodel
  • Temperatuur omhoog --> meer beweging moleculen --> aantrekkings-kracht tussen moleculen(vanderwaalskracht) 
    kleiner 
    --> faseovergang
  • rode pijlen = warmte nodig 
  • blauwe  overgangen  komt warmte vrij


faseaanduidingen van stoffen; 
 - g (gasvormig) 
 - l (vloeibaar)  
- aq (opgelost in water) 
- s (vast) 

Slide 4 - Tekstslide


  • zuivere stof bestaat uit 1 soort deeltjes (moleculen)
  • heeft daarom smeltpunt + kookpunt
  • temperatuur constant bij faseovergang


  • mengsels bestaan uit meerdere stoffen door elkaar heen 
  • hebben daarom een smelt- en kooktraject
  • temperatuur niet constant bij faseovergang
Zuivere stoffen                        en        Mengsels               

Slide 5 - Tekstslide

  • blijvende verandering van stofeigenschappen(andere kleur, structuur, dichtheid ) b.v.  koken van voedsel 
  • onverwachte faseovergangen (die niet terug te draaien zijn) b.v. eitje bakken. Het eiwit was vloeibaar,
    wordt vast door hitte (i.p.v. verdampen) dat noemen we stollen maar het en blijft na afloop vast dus is hier niet een faseovergang
  • ontstaan van gassen,  rook (= nieuwe stof) b.v bij verbranden papier
  • ontstaan van  geluid, licht, (b.v. bij vuurwerk afsteken)
wanneer SCHEIKUNDE?   
Als beginstoffen verdwijnen en nieuwe stoffen ontstaan. 
Te herkennen aan:  

Slide 6 - Tekstslide

soorten  reacties: 
  1. ontledingsreactie:1 beginstof-> meer eindproducten
    (fotolyse, elektrolyse, thermolyse) 
  2. verbrandingsreactie:  beginstof+zuurstof-> eindproduct(en) 
    volledige verbranding koolwaterstofverbinding blauwe/kleurloze vlam :
    CxHy + O2-> CO2+H2O
    onvolledige verbranding gele vlam: CxHy + O2-> CO + H2O +C (=roet)
  3. overige vormingsreacties(=synthese reactie):
    minstens 2 beginstoffen --> 1 of meer eindproduct(en)

Slide 7 - Tekstslide

ontleden kost energie: 3 soorten ontledingsreacties

  1. met warmte: Thermolyse
  2. met licht: Fotolyse
  3. met elektricteit: Elektrolyse
    hiernaast elektrolyse water
    H2=waterstofgas--> blaffend geluid
    O2= zuurstofgas--> gloeiend voorwerp feller gloeien

Slide 8 - Tekstslide

 Van zuivere stof naar mengsel: suikerwater
zuiver water(l)      +       suiker(s)               --->   suiker(aq)
smelt-en kookpunt + smelt- en kookpunt     ---> smelt- en kooktraject   

H2O(l)                       +      C12H22O11(s)          ----> C12H22O11  (aq)   
ontleedbaar           +      ontleedbaar        ----->   scheiden via indampen
in H2+O2                           in C + CxHy+ H2O


Slide 9 - Tekstslide

Stoffen die uit meerdere atoomsoorten bestaan heten verbindingen en die kun je ontleden 
Van mengsel (= meer molecuulsoorten) naar een zuivere stof (1 molecuulsoort) naar niet ontleedbare stof (1 atoomsoort)

Slide 10 - Tekstslide

Dus:

Slide 11 - Tekstslide

H 3 mengsels scheiden= sorteren
  • Een mengsel bevat meerdere molecuulsoorten
  • heeft dus ook een smelt- en kooktraject (h1)
  • bij scheiden van mengsels maak je gebruik van verschil van stofeigenschappen om de deeltjes te sorteren
  • elke scheidingsmethode berust op   ander verschil van  stofeigenschap

Slide 12 - Tekstslide

  • homogeen mengsel= de 
verschillende bestanddelen zijn niet meer te onderscheiden doordat  de deeltjes van de stoffen zo klein zijn
 --> altijd doorzichtig
  • vb oplossing (=vast in vloeistof, vloeistof in vloeistof, gas in vloeistof), of een gasmengsel
  • een legering (=mengsel van metalen) is het enige homogene mengsel dat niet doorzichtig is
  • heterogeen mengsel= de afzonderlijke bestanddelen mengen niet met elkaar
  • verschillende bestanddelen zijn, als je heel goed kijkt, wel te onderscheiden--> altijd troebel
  • vb emulsie, suspensie, gel, schuim, nevel, rook, z.o.z.

Slide 13 - Tekstslide

oplossing = homogeen mengsel 

 vaste-, vloeibare- of gasvormige stof in een vloeibaar oplosmiddel (vaak water)
Kenmerken van een oplossing:
  • Helder/doorzichtig,
  • Kan gekleurd of kleurloos zijn.
Voorbeelden:
  •  Vaste stof in een oplosmiddel. Bv: suiker in water of zout in water.
  • Vloeistof in een oplosmiddel. Bv: alcohol in water(spiritus, wijn, bier) of azijnzuur in water (azijn).
  • Gas in een oplosmiddel. Bv: koolstofdioxide in water (in bier, cola, champagne).
Scheiden van oplossing:
  • Indampen (als je vaste stof uit de oplossing wilt halen)
  • Destilleren (als je een vloeistof uit de oplossing wilt halen)


Slide 14 - Tekstslide

Indampen: scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer: als je vaste stof uit oplossing wilt

Werking: 
  • het oplosmiddel heeft een lager kookpunt en verdampt als eerste
  • de vaste stof blijft over als residu

Nodig: 
  • indampschaaltje
  • driepoot en gaasje
  • brander 
  

Slide 15 - Tekstslide

Destilleren: scheiden op basis van verschil in kookpunt
Wanneer: als je uit een oplossing een vloeistof wilt halen

Werking: 
  • de stof met het laagste kookpunt verdampt als eerste, 
  • de damp condenseert in de koeler
  • de gecondenseerde opgevangen vloeistof is het destillaat
  • de stof(fen) met het hoogste kookpunt hou je over als residu

Nodig: 
  • brander en statief,
  • thermometer
  • twee erlenmeyers
  • destillatie kolom met koeler
  

Slide 16 - Tekstslide

Suspensie = hetrogeen mengsel 

 vaste stof die niet mengt met een vloeistof
Kenmerken van een suspensie:
  • troebel en gekleurd  
Voorbeelden:
  •  slootwater
  • jus d'orange
  • verf, nagellak
  • chocolademelk (= een emulsie en een suspensie)
     
    Scheiden van suspensie:
  1. filtreren (werkt het beste)
  2. bezinken en afgieten( werkt minder nauwkeurig als filtreren
  3. (indampen kan vaak maar kost tijd/energie en levert soms giftige damp op )


Slide 17 - Tekstslide

Filtreren: scheiden op basis van verschil in deeltjesgrootte 
Wanneer: als je een vaste stof uit een suspensie wilt halen

Werking: 
  • de stof met de grootste deeltjes blijven in het filter achter en vormen het residu 
  • de opgevangen vloeistof is helder en noem je het filtraat

Nodig: 
  • trechter
  • filtreerpapier
  • extra reageerbuis 
  

Slide 18 - Tekstslide

Bezinken èn afgieten: scheiden op verschil in dichtheid
Wanneer: als je een vaste stof uit een suspensie wilt halen (b.v. decanteren van wijn)

Werking: 
  • de stof met de grootste dichtheid (= vaste stof) zakt naar de bodem 
  • daarna schenk je de heldere vloeistof daarboven voorzichtig af 
  • tijdens het afgieten mengt de vaste stof meestal toch weer met de vloeistof 
  • (kan versneld worden door centrifugeren)

Nodig: 
  • 2 reageerbuisjes
  

Slide 19 - Tekstslide

Emulsie = hetrogeen mengsel 

 vloeistof die niet mengt met een andere vloeistof
Kenmerken van een emulsie:
  • troebel en gekleurd  
  • belletjes van vloeistof in andere vloeistof (niet altijd zichtbaar)
  • emulgator (=eiwit in voedingsmiddel of zeep in cosmetische product)
    nodig om emulsie gemengd te houden 
Voorbeelden:
  • melk, mayonaise
  • gezichtscrème, conditioner 
Scheiden van emulsie:
  1. zonder emulgator: ontmengen of centrifugeren
  2.  met emulgator: "kapot" maken


Slide 20 - Tekstslide

Emulsie zonder emulgator scheiden: op verschil in dichtheid
Wanneer: zonder emulgator ontmengt een emulsie spontaan 

Werking: 
  • de vloeistof met de grootste dichtheid zakt naar de bodem (hieronder: vet drijft op water)
  • daarna schenk je de bovenste vloeistof daarboven voorzichtig af  
  • (kan versneld worden door centrifugeren)
 
  

Slide 21 - Tekstslide

Emulsie met emulgator scheiden: chemische reactie 
Wanneer: door de emulgator kapot te maken ontmengt een emulsie we noemen dit bij voedingsmiddelen "schiften"(meestal per ongeluk)
Werking: 
  • als de eiwitten (=emulgator) in melk, yoghurt of pindasaus te warm worden verliezen de eiwitten de emulgerende werking. 
  • vet/olie gaat weer drijven op de rest van de vloeistof
 
  
oplossing: voeg extra emulgator toe,
b.v. extra pindakaas of eiwit/eigeel 

Slide 22 - Tekstslide

Extraheren= scheiden door verschil in oplosbaarheid

Wanneer: als je uit een vaste stof de kleur-, geur- en of smaakstoffen wilt trekken 
 
Werking: 
  • een deel van de vaste stof lost wel op in de
    extractievloeistof en een ander deel niet 
  • daarna moet je altijd nog filtreren (en soms
    wordt het filtraat nog ingedampt)



  
Nodig: 
  • extractievloeistof (meestal water, soms alcohol)
  

Slide 23 - Tekstslide

Adsorberen = scheiden door verschil in hechtingsvermogen

Wanneer: als je uit een vloeistof of gas ongewenste stoffen wilt verwijderen 
 
Werking: 
  • ongewenste stoffen hechten aan het adsorptiemiddel (meestal actieve koolstof)
  • hoe fijner het adsorptiemiddel is des te beter kunnen ongewenste stoffen hechten 
  • daarna moet je altijd nog filtreren 


  
Nodig: 
  • adsorptiemiddel (meestal actieve koolstof)
  • filter 
  

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

3.2 herhaling concentratie berekenen
  • de concentratie geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is. In een formule noteer je dat zo:


    of 
  • de eenheid is in (m)g/L of mg/g
    of afgeleide eenheden daarvan

Slide 29 - Tekstslide

3.2: percentage berekenen in procenten
  • het percentage lijkt veel op de concentratie alleen druk je de verhoudingen nu uit in procenten

  •  in een formule ziet dat er zo uit:           
                                                   

  • volumepercentage (bij vloeistof in vloeistof mengsel) en massapercentage (bij vaste stoffen). Je antwoord kan nooit > 100% zijn    

Slide 30 - Tekstslide


  1. Noteer wat er gevraagd wordt.
  2. Noteer wat er geven is.
  3. Noteer je oplossing:
    -de formule
    - de ingevulde formule
    - uitkomst incl  eenheid (of het aantal %)

In een pot jam van 450 g zit 30 g suiker, bereken de concentratie suiker in mg/g. 
  1. Gevr: concentratie suiker in jam.
  2. Geg: 450 g jam bevat 30 g suiker.
  3. Opl:  concentratie = deel )/geheel
    concentratie =  suiker/  jam
    concentratie = 30000 mg/450 g
    concentratie    = 67 mg/g suiker in jam

Verplichte aanpak rekenopgaves   Bijvoorbeeld: 

Slide 31 - Tekstslide

Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject

Slide 32 - Quizvraag

Welke soort mengsels kun je scheiden door middel van filtratie?
A
Oplossingen
B
Suspensies
C
Emulsies
D
adsorpties

Slide 33 - Quizvraag

De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 34 - Quizvraag

wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract

Slide 35 - Quizvraag

hoe kun je het mengsel van water, zeep en olijfolie goed scheiden?
A
verhitten tot emulgator kapot gaat
B
filtreren
C
destilleren
D
een extractiemiddel toevoegen

Slide 36 - Quizvraag

De scheidingsmethode extraheren berust op het verschil in:
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Oplosbaarheid
D
Aanhechtingsvermogen

Slide 37 - Quizvraag

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Melk
C
jus d'orange
D
Koffie

Slide 38 - Quizvraag

wat voor soort mengsel krijg je als je water met bruine suiker goed mengt?
A
een emulsie
B
een suspensie
C
een oplossing
D
een extract

Slide 39 - Quizvraag

welke uitspraken kloppen voor het mengsel van water met zand:
het is een.....
A
Suspensie en het best te scheiden via filtratie
B
Suspensie en het best te scheiden via destillatie
C
Oplossing en het best te scheiden via indampen
D
emulsie en het best te scheiden via indampen

Slide 40 - Quizvraag

welke uitspraak over koolstof is niet waar
A
het is een adsorptiemiddel
B
het is een absorptiemiddel
C
als je het fijn maalt werkt het beter
D
als het stoffen heeft geadsorbeerd moet het worden vervangen

Slide 41 - Quizvraag