Samenvatting H4

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Herhaling H4
- Volgende week maandag vragen stellen en oefentoets in de les
- donderdag 18 feb proefwerk H4 paragraaf 1 t/m 4

Slide 2 - Tekstslide

4.1 snelheid
Ik weet wat snelheid is en hoe ik dit kan berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Constante snelheid
-  Als deze roltrap beweegt heeft hij een constante snelheid. 

- De trap gaat niet harder of zachter.

- De gemiddelde snelheid is hier het zelfde als de constante snelheid
- Berekenen met:
gem. sneleheid = afstand : tijd

Slide 4 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid
-  in eenheid m/s
- Totale afstand die je afneemt in een bepaalde tijd

- Je kan hard en zacht hebben gereden

- Formule: 
gem. sneleheid = afstand : tijd

Slide 5 - Tekstslide

4.2 snelheid berekenen
Ik weet hoe ik de afstand en snelheid kan berekenen

Slide 6 - Tekstslide

omrekenen
van km/h naar m/s = : 3,6

van m/s naar km/h = x 3,6

Slide 7 - Tekstslide

15 m/s = ? km/h

Slide 8 - Open vraag

50 km/h = ? m/s

Slide 9 - Open vraag

Formule voor de gemiddelde snelheid
Formule voor de afstand

Slide 10 - Tekstslide

Ik rijd een afstand van
60 km en ik doe hier 0,8 uur over. Wat is mijn gemiddelde snelheid?

Slide 11 - Open vraag

Een auto rijd 40 seconde met 28,3 m/s op de snelweg. Wat is zijn afstand?

Slide 12 - Open vraag

4.3 afstand, tijd- diagrammen
Ik weet
- hoe ik een beweging in een diagram kan weergeven
- Hoe je aan een diagram kunt zien hoe de snelheid veraderd

Slide 13 - Tekstslide

afstand, tijd-diagram
- Bij de assen staan de aantal km en tijd in uren
- tussen 0 en 0,8 uur is de lijn niet stijl dus fiets hij minder snel

- Tussen 0,8 en 1 stop hij even

- Tussen 1 en 1,8 is de lijn stijl en gaat hij dus sneller

Slide 14 - Tekstslide

Snelheid bereken van de hele tocht
Stap 1 = tekenen
2. Gegeven = 1,8 uur en 60 km
3. Gevraagd = gemiddelde snelheid
4.Formule =
 gem. snelheid = afstand : tijd

5. Berekenen:
 gem. snelheid = 60 : 1,8 = 33,3 km/h


Slide 15 - Tekstslide

We willen de snelheid van de eerst 0,8 uren bereken. Welke gegevens kan ik uit de grafiek halen?
A
afstand 20 km en tijd 0,8 uur
B
afstand 60 km en tijd 2 uur
C
afstand 20 m en tijd 0,8 minuten
D
afstand 60 m en tijd 2 minuten

Slide 16 - Quizvraag

We willen de snelheid van de hele tocht bereken. Welke formule moet ik gebruiken?
A
afstand = tijd x snelheid
B
gem. snelheid = afstand : tijd
C
gem. snelheid = afstand x tijd
D
gem. snelheid = tijd : afstand

Slide 17 - Quizvraag

De afstand is 20 km en tijd is 0,8 uur. Met de formule is gem. snelheid = afstand : tijd. Wat was zijn gemiddelde snelheid?

Slide 18 - Open vraag

4.4 soorten bewegingen
Ik ken
-  3 soorten bewegingen 
- Hoe je 3 soorten bewegingen herken aan het afstand,tijd-diagram

Slide 19 - Tekstslide

Beweging met constante snelheid
- rechte lijn
- Jeffrey grotere snelheid dan Michelle. (steilere lijn)
- Snijden de lijnen daar haalt Jeffrey Michelle in
- Jeffrey begint later

Slide 20 - Tekstslide

Versnelde beweging
- kromme lijn die steeds steiler loopt
- Hij trekt op in 10,4 seconde van 0 tot 100 km/h

Slide 21 - Tekstslide

Vertragende beweging
- kromme lijn die steeds minder steil loopt
- Hij moet remmen en je ziet dan ook dat bij 3,5 en 4 seconde dat de lijn recht loopt en dat hij niet meer meters maakt

Slide 22 - Tekstslide


Je ziet hier een diagram van een estafetteloop. Het stokje wordt overgegeven aan de volgende in hokje B. Wat voor beweging is dit? 
A
Constante beweging
B
Vertragende beweging
C
Versnellende beweging

Slide 23 - Quizvraag


Je ziet hier een diagram van een estafetteloop. De 2e loper heeft nu het stokje in hokje C. Wat voor beweging is dit? 
A
Constante beweging
B
Vertragende beweging
C
Versnellende beweging

Slide 24 - Quizvraag


Je ziet hier een diagram van een estafetteloop. De 2e loper blijft rennen in hokje D. Wat voor beweging is dit? 
A
Constante beweging
B
Vertragende beweging
C
Versnellende beweging

Slide 25 - Quizvraag

4.5 remmen
Ik weet welke rol op tijd stoppen heeft

Slide 26 - Tekstslide

reactieafstand = snelheid x reactietijd
In eenheid m/s

Slide 27 - Tekstslide

stopafstand = reactieafstand + remafstand 

Slide 28 - Tekstslide

Vertraging
Het verband tussen remafstand en de snelheid volgens de wettelijke eisen.
- bij 140 km/h heb je een remafstand van 145 meter
- bij 60 km/h heb je een remafstand van 25 meter

Slide 29 - Tekstslide

Vertraging van een voertuig hangt af van:
- De massa, hoe zwaar het voertuig is. Hou zwaarder hoe langer de vertraging en remweg is.
- Remkracht, hoe hard iemand op de rem druk, hoe harder hoe sneller je remt
- Hoe droog/glad de weg is. Met ijzel/sneeuw is de remweg veel langer

Slide 30 - Tekstslide

Herten op de weg
De auto rijdt met 80 km/h.  Hij ziet opeens op 50 meter afstand herten op de weg.  De reactiesnelheid van de bestuurder is 1,4 seconde.
Staat de auto optijd stil?

Hiervoor moet ik de stopafstand berekenen

Slide 31 - Tekstslide

Schapen op de weg
Gevraagd: stopafstand kleiner dan 50m?


Gegeven: 80 km/h en 1,4 seconde reactietijd


Formules:
reactieafstand = snelheid x reactietijd

stopafstand = reactieafstand + remafstand 


Slide 32 - Tekstslide

Hoeveel m/s is 80 km/h?

Slide 33 - Open vraag

We weten de snelheid dat is 22,2 m/s en de reactietijd die is 1,4 seconde. We gebruiken de formule:
reactieafstand = snelheid x reactietijd
Wat is nu zijn reactieafstand?

Slide 34 - Open vraag

Schapen op de weg
Gevraagd: stopafstand kleiner dan 50m?


Gegeven: 
- 80km/h = 22,2 m/s 
- 1,4 seconde reactietijd
- reactie afstand = 31,1 m



Formule:
stopafstand = reactieafstand + remafstand 


Slide 35 - Tekstslide

Gegeven:
- 80km/h = 22,2m/s
- 1 seconde reactietijd
- reactie afstand = 31,1 m
Formule:
stopafstand = reactieafstand + remafstand
Wat is nu zijn remafstand?
A
45 km
B
60 km
C
45 m
D
60 m

Slide 36 - Quizvraag

Je weet nu de reactie afstand die is 31.1 m en de remafstand want die is 45 m.
Bereken nu de stopafstand met de formule stopafstand = reactieafstand + remafstand.

Slide 37 - Open vraag

Met een remafstand van 76,1 m remt hij dan op tijd als hij de schapen 50 m van zich af ziet?
A
Ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les
Maken slimoefen 4.5 (oefentoets)

Of

In het boek de oefentoets h4 maken

Slide 39 - Tekstslide