V2 Grammatica H20 en Leesvaardigheid H32 t/m H34

Nederlands
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Dagopening
  2. 10 minuten lezen
  3. Herhalen Leesvaardigheid
  4. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les
Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde herkennen

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de drie soorten werkwoorden? Schrijf de afkortingen op in een antwoord.

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn de drie belangrijkste koppelwerkwoorden

Slide 6 - Woordweb

Een zelfstandig werkwoord hoort bij:
A
WWG
B
NWG

Slide 7 - Quizvraag

Een koppelwerkwoord hoort bij een
A
WWG
B
NWG

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een koppelwerkwoord?
A
Koppelt het ow van de zin aan een eigenschap of kenmerk van het ow
B
Kan als enig werkwoord in een zin staan
C
Belangrijkste werkwoord in een zin
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 9 - Quizvraag

Een WWG is altijd:
A
actie
B
eigenschap/kenmerk van het OW

Slide 10 - Quizvraag

Een NWG is altijd een..
A
actie
B
eigenschap/kenmerk

Slide 11 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde heeft:
A
tenminste één koppelwerkwoord
B
tenminste één hww
C
tenminste één zelfstandig werkwoord
D
meestal geen werkwoorden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.

Slide 14 - Quizvraag

Vind het koppelwerkwoord
A
Hij krijgt niks voor elkaar.
B
Ik hoef je geld niet.
C
Zij bleef zo onzeker.
D
De wond schrijnt verschrikkelijk

Slide 15 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was een piraat

Slide 16 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Jesper is naar het circus geweest 

Slide 17 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
1
2
3
4
5
6

Slide 18 - Sleepvraag

Opdracht 1 t/m 3 H20 bespreken

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen leesvaardigheid H32 t/m H34

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de vijf tekstdoelen?
Schrijf ze in de juiste volgorde

Slide 21 - Open vraag

Hoe formuleer je het onderwerp van een tekst?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 23 - Open vraag

De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Op welke plaats in een alinea kun je die kernzin meestal vinden?

Slide 24 - Woordweb

Wat zijn hoofdzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn bijzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 27 - Quizvraag

Hoofdzaak
Kernzin
Deelonderwerpen
Inleiding
Middenstuk
Slot
Elke alinea

Slide 28 - Sleepvraag

Bijzaak
Hoofdzaak
Voorbeeld
Uitleg bij iets
Kernzin
Belangrijkste onderwerp
Aanvullende  info
Hier gaat de alinea over

Slide 29 - Sleepvraag

Welke zaken neem je mee in een samenvatting?

Slide 30 - Open vraag

Ik weet genoeg om de leesvaardigheidstoets goed te kunnen maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Voorbereiden leesvaardigheidstoets
Aan de hand van je antwoord op de vorige vraag, kies je hoe je de toets gaat voorbereiden:
  1. Je gaat alle theorie van H32 t/m H34 samenvatten
  2. Je checkt je antwoorden van H32 t/m H34 in je schrift nog eens extra goed 
  3. Je gaat extra oefenen met de oefenbladen die in jullie team staan bij lesmateriaal. Van elk hoofdstuk is er één oefenblad.

Slide 32 - Tekstslide