3.3 Monohybride kruisingen


Thema 3 Genetica
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Thema 3 Genetica

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een gen en een allel?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer is een organisme homozygoot voor een eigenschap?

Slide 3 - Open vraag

Wanneer is een organisme heterozygoot voor een eigenschap?

Slide 4 - Open vraag

Wat is kenmerkend aan een dominant allel? En hoe noteer je zo'n allel?

Slide 5 - Open vraag

Wat is kenmerkend aan een recessief allel? En hoe noteer je zo'n allel?

Slide 6 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen:
- Onvolledige dominant fenotype
- Intermediar fenotype
- Codominant fenotype

Slide 7 - Open vraag

Welke twee processen zorgen voor een grote diversiteit in genotypen binnen een soort (genetische variatie)?
En wat houden beide processen precies in?

Slide 8 - Open vraag

Leg het verschil uit (genetisch gezien) tussen één-eiige en twee-eiige tweelingen.

Slide 9 - Open vraag

Leerdoelen 3.3 Monohybride kruisingen
  • Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen.
  • Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom.

Slide 10 - Tekstslide

Drosophila melanogaster (fruitvliegjes)
  • Snelle voortplanting
  • Krijgen zeer veel nakomelingen
  • Gemakkelijk te kweken
  • M en V makkelijk van elkaar te onderscheiden
  • Grote verscheidenheid in fenotype voor erfelijke eigenschappen
  • Slechts vier chromosomenparen 

Slide 11 - Tekstslide

Monohybride kruising: overerving van één erfelijke eigenschap, waarbij één genenpaar is betrokken
  • P = ouders 
  • F1 = kinderen van de eerste generatie
  • F2 = kinderen van de tweede generatie

Slide 12 - Tekstslide

Labrador retrievers
  • B = zwarte haarkleur (dominant)
  • b = bruine haarkleur (recessief) 

Beide honden zijn homozygoot voor de haarkleur. De dieren in de F1 planten zich onderling voort. 
  1. Welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
  2. Hoe groot is de kans voor elke haarkleur?

Hoe lossen we dit vraagstuk op?

Slide 13 - Tekstslide

  • Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer. (P)

  • Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

  • Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? (F1)

  • Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?

Slide 14 - Tekstslide

  • Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer. (P)

  • Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

  • Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? (F1)

  • Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
  • BB (homozygoot zwart) x bb (homozygoot bruin) 

Slide 15 - Tekstslide

  • Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer. (P)

  • Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

  • Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? (F1)

  • Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
  • BB (homozygoot zwart) x bb (homozygoot bruin) 


  • B (eicel) x b (zaadcel)

Slide 16 - Tekstslide

  • Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer. (P)

  • Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

  • Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? (F1)

  • Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
  • BB (homozygoot zwart) x bb (homozygoot bruin) 


  • B (eicel) x b (zaadcel)


  • Bb x Bb (kruisingsschema op bord)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

  • Stap 1: wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze genotypen in een kruising weer. (P)

  • Stap 2: welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

  • Stap 3: welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? (F1)

  • Stap 4: welke haarkleur kunnen de puppy's in de F2 hebben?
  • BB (homozygoot zwart) x bb (homozygoot bruin) 


  • B (eicel) x b (zaadcel)


  • Bb x Bb (kruisingsschema op bord)



  • BB = 25% / Bb = 50% / bb = 25% (genotype)
  • -> dus zwart haar = 75% en bruin haar = 25% (fenotype)

Slide 19 - Tekstslide

Testkruising

Slide 20 - Tekstslide

Kansberekening
  • AA x AA = 100% AA (genotype) = 100% dominante fenotype

  • aa x aa = 100% aa (genotype) = 100% recessieve fenotype

  • AA x aa = 100% Aa (genotype) = 100% dominante allel tot uiting in fenotype

  • Aa x aa = 50% Aa en 50% aa (genotype) = 50% dominante en 50% recessieve fenotype

  • Aa x Aa = 25% AA en 50% Aa en 25% aa (genotype) = 75% dominante en 25% recessieve fenotype

Slide 21 - Tekstslide

Stambomen: genotypen ouders?

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 behaald????
  • Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen.
  • Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom.

Slide 23 - Tekstslide

De opdrachten:
Lees blz. 137 t/m 143
Maak opdrachten 21 t/m 38 + ook nakijken

Slide 24 - Tekstslide