GS GM4 1.1 Staatsinrichting van Nederland

Geschiedenis - Gemengd/Mavo 4
Staatsinrichting van Nederland
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis - Gemengd/Mavo 4
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een democratie?

Slide 2 - Open vraag

Beschrijf het socialisme in één zin.

Slide 3 - Open vraag

Beschrijf het liberalisme in één zin.

Slide 4 - Open vraag

Een koninkrijk of keizerrijk waarbij de macht wordt beperkt door een grondwet.
A
Ministeriële Verantwoordelijkheid
B
Constitutionele Monarchie
C
Parlementaire Democratie
D
Koninklijke Onschendbaarheid

Slide 5 - Quizvraag

Een volksvertegenwoordiging die gekozen wordt door het volk.
A
Ministeriële Verantwoordelijkheid
B
Constitutionele Monarchie
C
Parlementaire Democratie
D
Koninklijke Onschendbaarheid

Slide 6 - Quizvraag

Socialisme (links)
  • Gelijkheid belangrijker dan vrijheid
  • Opkomen voor zwakkeren in de samenleving (armen, arbeiders, ouderen, werklozen, etc.)
Liberalisme (rechts)
  • Vrijheid belangrijker dan gelijkheid
  • Zo min mogelijk overheids-bemoeienis (met de economie), eigen verantwoordelijkheid 

Slide 7 - Tekstslide

Wie is deze man en van welke politieke stroming was hij?
A
Thorbecke
B
Socialisme
C
Willem II
D
Liberalisme

Slide 8 - Quizvraag

Waarom was Willem II bang om zijn macht te verliezen (en was dus de oorzaak van de grondwet van 1848)?
A
Industrialisatie
B
Revoluties
C
Ondernemers
D
Stakingen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor grondwet?
A
Parlement
B
Monarchie
C
Constitutie
D
Republiek

Slide 10 - Quizvraag

Mannen boven de 25 jaar die een bepaald percentage aan belasting mogen betalen.
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
Ministriële Verantwoordelijkheid
D
Parlementaire democratie

Slide 11 - Quizvraag

De ministers kunnen aangesproken worden op alles wat de regering doet, ook als de koning iets raars doet/zegt.
A
Constitutionele Monarchie
B
Algemeen kiesrecht
C
Ministeriële Verantwoordelijkheid
D
Parlementaire democratie

Slide 12 - Quizvraag

Noem een
klassiek grondrecht

Slide 13 - Woordweb

Constitutionele Monarchie
Republiek
Allebei
Koning
Stemrecht
Keizer
Alleenheerser
President
NL 1815
NL nu
Gekozen staatshoofd

Slide 14 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je weet hoe er in Nederland op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau wordt bestuurd.
  • Je weet welke rechten het parlement heeft en hoe er wetten worden gemaakt.

Slide 15 - Tekstslide

NL is een democratie.
Waar stemmen we dan op?

Slide 16 - Woordweb

Parlementaire democratie

Tweede Kamer
Eerste Kamer
Volksvertegenwoordiging

Slide 17 - Tekstslide

Coalitie en oppositie
Coalitie: twee of meer 
partijen die samen de 
meerderheid hebben in
het parlement.
Oppositie: alle partijen/
volksvertegenwoordigers
die niet in de coalitie zitten.

Slide 18 - Tekstslide

Wie zitten er in de regering?

Slide 19 - Woordweb

Regering: koning & ministers

Slide 20 - Tekstslide

Grondwet (van 1848)
  • Censuskiesrecht: 
  • Ministeriële verantwoordelijkheid
  • Koning is onschendbaar
  • Klassieke grondrechten
  • (Constitutionele Monarchie)
  • (Parlementaire Democratie)

Slide 21 - Tekstslide

Rechten van het parlement (wetgevende macht)
Wetten maken: keuren door Tweede én Eerste Kamer.
  • Recht van amendement: Wetten aanpassen (alleen Tweede Kamer).
  • Recht van initiatief: Wetsvoorstellen indienen (alleen Tweede Kamer).
Controleren van de regering en ambtenaren door Tweede en Eerste Kamer.
  • Recht v. budget: Ministers bevragen over begroting en deze goedkeuren.
  • Recht v. interpellatie: Informatie vragen aan ministers, zij zijn verplicht om deze informatie compleet en eerlijk aan te leveren.
  • Recht van enquête: Onderzoek doen naar iets buiten de minister om.

Slide 22 - Tekstslide

Stemrecht
Nederlandse burgers vanaf 18 jaar hebben stemrecht.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een parlementaire democratie?

Slide 25 - Open vraag

Wie zitten in de regering?
A
Eerste Kamer
B
De koning(in)
C
Tweede Kamer
D
Ministers

Slide 26 - Quizvraag

Waaruit komen de ministers?
A
De grootste partij
B
Oppositie
C
Coalitie
D
De Tweede Kamer

Slide 27 - Quizvraag

Waar kunnen Nederlanders niet op stemmen?
A
Provinciale Staten
B
Gemeenteraad
C
Tweede Kamer
D
Ministers

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een taak van de uitvoerende macht?
A
Wetten uitvoeren
B
Staat controleren
C
Wetten goedkeuren
D
Wetsvoorstellen indienen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is géén taak van de rechterlijke macht?
A
Burgers controleren
B
Staat controleren
C
Oordelen op basis van bestaande wetten
D
Wetten goedkeuren

Slide 30 - Quizvraag

Wat is géén taak van de wetgevende macht?
A
Wetten uitvoeren
B
Ministers en ministeries controleren
C
Wetsvoorstellen aanpassen
D
Wetsvoorstellen keuren

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het recht van het parlement om een minister een vraag te stellen die hij eerlijk en volledig moet beantwoorden?
A
Amendement
B
Budget
C
Interpellatie
D
Enquête

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het recht van het parlement om buiten een minister om een onderzoek te doen?
A
Amendement
B
Budget
C
Initiatief
D
Enquête

Slide 33 - Quizvraag

Welke twee rechten heeft alleen de Tweede Kamer?
A
Amendement
B
Budget
C
Initiatief
D
Enquête

Slide 34 - Quizvraag

Leg één recht uit van het parlement.

Slide 35 - Open vraag

Wat vond je van deze les? Heb je nog tips?

Slide 36 - Open vraag