H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking

H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking  
Paragraaf 20.1 t/m 20.3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking  
Paragraaf 20.1 t/m 20.3

Slide 1 - Tekstslide

         Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur

Proces
  1. wat is de samenstelling van het benodigd kapitaal?
  2. wat is de totale vermogens-behoefte?
  3. welke soorten vermogen zijn beschikbaar?
  4. Leidt tot vermogensstructuur

Slide 2 - Tekstslide

           Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Doel: risico betalingsproblemen voorkomen 

Hoe: kapitaal en vermogen op elkaar aan laten sluiten



Financieringsregels



Slide 3 - Tekstslide

Financiëringsregels
Langdurig geld nodig? Bv voor aanschaf van een machine

Financieren met lang vreemd vermogen

Bijvoorbeeld machine kopen met levensduur van 10 jaar financieren met lening die 10 jaar loopt (niet 15 jaar)

Slide 4 - Tekstslide

Financiëringsregels
Kortduring geld nodig? Bv voor aanschaf van voorraad

Financieren met kort vreemd vermogen

Leverancierskrediet

Slide 5 - Tekstslide

Hefbomen
Hefboom constante kosten/ variabele kosten: een onderneming met veel vaste activa heeft vaak hogere constante kosten. Een kleine verandering in afzet heeft vaak onevenredig grote impact op winst

Afzet daling van 20% --> Daling in winst groter bij bedrijf met hoge afzetonafhankelijke kosten. Zie voorbeeld 20.1 TB

Slide 6 - Tekstslide

Hefbomen
Hefboom EV/VV: als geld lenen minder rente kost dan een investering aan rendement (winst) oplevert is het voordelig om maximaal geld te lenen. Voorbeeld: winst als percentage van vermogen = 12 %. Rente is 4 %. Geld levert meer op dan het kost.
Meer lenen betekent nog meer verdienen
Risico?
  • Als rendement achterblijft (wordt 2 %) dan lopen de renteverplichtingen door en kunnen betalingsproblemen ontstaan


Slide 7 - Tekstslide

20.2 Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
  • Het effect verklaren van investeringsprojecten op de waarde van de onderneming

Slide 8 - Tekstslide

Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
  • Intrinsieke waarde:  deze waarde wordt bepaald door het EV bij elkaar op te tellen --> investering met EV --> intrinsieke waarde stijgt
  • Liquidatiewaarde: wat is onderneming waard bij faillissement
  • Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting  (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i)
  • Marktwaarde: subjectief
  • Discounted cashflow methode: netto contante waarde van de cashflows (netto winst + afschrijvingen) 
    DC-waarde = jaarlijkse cashflow / i

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting  (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i)

Onderneming winst per jaar € 100.000, vereist rendement 8% 
Rentabiliteitswaarde = 100.000/0,08 = € 1.250.000


Slide 10 - Tekstslide

Off-balance financiering
  • Manier om minder vreemd vermogen op de balans te krijgen ​
  • Niet op de balans -> buiten de balans om​
  • Een onderneming gebruikt een actief maar dit wordt niet op de balans van de onderneming weergegeven. Bijv. door huren.​


Slide 11 - Tekstslide

Vormen off-balance "financiering":
  • Huren: huren van een gebouw
  • Operational leasing: huren van activa, zoals auto of een kopieermachine, als huurder hoef je niet te betalen voor onderhoud, verzekeringen, apk etc. 
  • Sale-en-leaseback: verkopen van een activa en terug leasen.
  • Factoring: overdragen van vorderingen op debiteuren
  • Consignatievoorraad: de voorraden in het magazijn blijven eigendom van de leverancier tot aan verkoop of verbruik.
  • Cloudoplossingen: hard- en software niet kopen, maar  uitbesteden en betalen naar gebruik
De factoringmaatschappij neemt jouw debiteurensaldo van € 50.000
maar rekent 10 %. Je krijgt dus € 50.000 - 10 % = € 45.000
Voordeel: je hebt gelijk (een deel van) je geld

Slide 12 - Tekstslide

Solvabiliteitseis
  •  Verhouding eigen vermogen/ vreemd vermogen
  • Bij kredietaanvraag stelt een bank een eis hieraan.
  • Bijvoorbeeld minimaal 33 %
  • Hoe hoger percentage hoe minder risico voor de bank
  • Bank wil weinig risico op wanbetaling

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 20.4
Doel: 
1. Uitleggen dat met opties en termijncontracten risico's worden afgedekt.
2. De risico's van opties en termijncontracten risico's analyseren.

Slide 14 - Tekstslide

Termijncontract
Een termijncontract of future is een overeenkomst om iets te kopen of te verkopen tegen een vooraf afgestelde prijs op een bepaald moment.

Verschil met een optie: optie is een recht, termijncontract een verplichting.

Wordt veel gebruik van gemaakt bij grondstoffen en op de valutamarkt.

Slide 15 - Tekstslide

Margin call
Om te zorgen dat partijen zich aan een contract houden, wordt vaak een onderpand gevraagd. Dit is een margin call

Slide 16 - Tekstslide