1.6: Nederland onder de zeespiegel H/V

1.6 Nederland onder de zeespiegel
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.6 Nederland onder de zeespiegel

Slide 1 - Tekstslide



- Opfrissen 1.5
- Paragraaf 1.6 doornemen
- Maken opdrachten
- Afsluiting
- Leren voor de toets


* Ik begrijp op welke manier de landschappen in Laag-Nederland zijn ontstaan.
* Ik weet welke maatregelen genomen zijn om gebieden tegen het water te beschermen.
* Ik kan op een topografische kaart en op foto’s landschapskenmerken van Laag-Nederland herkennen
Leerdoelen
Planning

Slide 2 - Tekstslide

Opfrissen
  • Wat gebeurde er in de een na laatste koude periode (Saale-ijstijd)?
  1. Dikke ijstongen brachten zwerfstenen naar Zuid-Limburg
  2. IJstongen zorgden voor stuwwallen in het landschap
  3. Helemaal niks, Nederland lag toen nog onder water

Slide 3 - Tekstslide

Opfrissen
  • Hoe is het landschap in Hoog-Nederland ontstaan?
  1. De zee zette zand af waardoor er land ontstond
  2. Zand werd vanuit de lege Noordzee naar Hoog-Nederland geblazen
  3. De zwerfstenen schuurden het landschap uit

Slide 4 - Tekstslide

Opfrissen
  • Waarom gingen de eerste inwoners van Nederland in Hoog-Nederland wonen?
  1. De grond was er erg vruchtbaar, dus ze hoefden niet meer te jagen maar konden boer worden.
  2. Laag-Nederland was te gevaarlijk: dat overstroomde regelmatig.
  3. Ze vonden de natuur hier zo mooi (akkers, weilanden en bossen). 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Laag Nederland

Slide 8 - Tekstslide

Laag-Nederland
Het landschap in NL is vooral na de laatste ijstijd ontstaan

De temperatuur steeg --> zeespiegel steeg


In deze periode ontstonden veel grondsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Grondsoorten
In Laag-Nederland zijn als gevolg van de zeespiegelstijging (10.000 jaar geleden tot nu) verschillende grondsoorten ontstaan:

- Duinzand (zie paragraaf 1.4)

- Veen
- Zeeklei



Slide 10 - Tekstslide

West-Nederland
  1. Zeespiegel stijgt 
  2. Strand en duinen vormen
  3. Achter strand en duinen ontstaat binnenzee, daar dwarrelen kleideeltjes naar beneden: zeeklei.
Ontstaan veen en moeras
Sinds het einde van de laatste koude tijd 10 000 jaar geleden, is de zeespiegel tientallen meters gestegen. 
De stranden en duinen zijn gevormd, achter de duinen vormde de Waddenzee. De waddenzee stroomde vol met vloed en weer leeg bij eb. 
In de binnenzee stond het water vaak zee en dwarrelden kleideeltjes naar beneden. Hierdoor vormden dikke lagen zeeklei. 
Op een gegeven moment sloten de openingen tussen de duinenrijen en veranderde het gebied achter de duinen in moeras. 
In het moeras stapelden dode plantenresten op onder het water, zonder zuurstof konden de planten niet verteren en ontstond er veen. 

Slide 11 - Tekstslide

West-Nederland
4. De duin openingen sluiten, er ontstaat een binnenzee 
5. Binnenzee verandert in uitgestrekt moeras gebied
6. Dode plantenresten hopen op onder water, zonder zuurstof, ontstaan veen 
Ontstaan veen en moeras
Sinds het einde van de laatste koude tijd 10 000 jaar geleden, is de zeespiegel tientallen meters gestegen. 
De stranden en duinen zijn gevormd, achter de duinen vormde de Waddenzee. De waddenzee stroomde vol met vloed en weer leeg bij eb. 
In de binnenzee stond het water vaak zee en dwarrelden kleideeltjes naar beneden. Hierdoor vormden dikke lagen zeeklei. 
Op een gegeven moment sloten de openingen tussen de duinenrijen en veranderde het gebied achter de duinen in moeras. 
In het moeras stapelden dode plantenresten op onder het water, zonder zuurstof konden de planten niet verteren en ontstond er veen. 
= grondsoort die ontstaat door de opeenhoping van
dode plantenreste

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Samengevat
De grondsoorten in Laag-NL zijn afgezet onder verschillende omstandigheden

Duinzand --> door golven en wind
Zeeklei --> Duinenrij had gaten: bij vloed liet de zee klei achter
Veen --> Duinenrij was gesloten: dode planten stapelden zich op  en vormden dikke pakketen.

Slide 14 - Tekstslide

Vwo: Veen werd afgegraven en gedroogd = turf 

Slide 15 - Tekstslide

Zeegat
= een ondiepe binnenzee, bijna helemaal omsloten door land. 
Waddenzee

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Noord-Nederland
  • bij vloed stroomt het water tussen de eilanden door.
  • bij eb stroomt dit water weer terug


wadden = onbegroeide delen van de Waddenzee die twee
keer per dag droogvallen

Slide 18 - Tekstslide

Hoog-Nederland
Laag-Nederland

Slide 19 - Tekstslide

Binnen- en buitendijks
Buitendijks gebied
Binnendijks gebied

Slide 20 - Tekstslide

Noord-Nederland
Aan de buitendijkse      kant van de dijk gaat de sedimentatie door. Die gebieden heten een kwelder 


= Stuk land dat bij vloed in de Waddenzee niet meer overstroomt.
= stuk land dat bij vloed in de Waddenzee niet meer overstroomt
Kwelder hoog genoeg?
Bedijken!

Slide 21 - Tekstslide

Land
Dijk
Kwelder

Slide 22 - Tekstslide

Bescherming tegen water
De bewoners van Laag-Nederland moesten hun gebouwen beschermen tegen overstromingen

Dus ze bouwden op terpen 
= door de mens opgeworpen heuvel als bescherming
tegen overstromingen

Slide 23 - Tekstslide

Bescherming tegen water
Hierna ging men de eerste dijken aanleggen: zo bleef alles droog!

Hierdoor ontstonden er polders

dijk
= stuk land, omgeven door dijken, waar de waterstand geregeld kan worden

Slide 24 - Tekstslide

Bescherming tegen water
Polders liggen vaak onder
NAP

het gemaal         pompt het
water weg
Binnendijks
Buitendijks
=pomp waarmee polders worden drooggepompt

Slide 25 - Tekstslide

Bescherming tegen water
Op dezelfde manier werden grote meren drooggemalen (drooggepompt). 
-->  Voor landbouwgrond 

Vwo: Rondom droogmakerij ligt een ringvaart 
= kanaal rondom een polder, bedoeld om het overtollige water af te voeren

Slide 26 - Tekstslide

Welk gebied ligt hoger ten opzichte van de zeespiegel?

Slide 27 - Tekstslide




Op welke foto zie je Laag-Nederland 
afgebeeld?
1. Het plaatje boven
2. Het plaatje onder



De mens heeft al eeuwenlang
het landschap van Hoog-Nederland en
Laag-Nederland ingericht.

Slide 28 - Tekstslide

1. Hoog-Nederland of 2. Laag-Nederland

Slide 29 - Tekstslide

1. Hoog-Nederland of 2. Laag-Nederland

Slide 30 - Tekstslide

Afsluiten
Maak van 1.6 de opdr.

Klaar? Nakijken (its)
Klaar? Voorbereiden op de toets


Slide 31 - Tekstslide

Afsluiten
1. Ik begrijp op welke manier de landschappen in Laag-Nederland zijn ontstaan.
2. Ik weet welke maatregelen genomen zijn om gebieden tegen het water te beschermen.
3. Ik kan op een topografische kaart en op foto’s landschapskenmerken van Laag-Nederland herkennen

Slide 32 - Tekstslide