Begrijpend lezen bovenbouw

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 8

Wat betekent het woord ....?

'frequent'
Openbaar vervoer moet frequent rijden.

1. Als de bliksem
2. Op rolletjes
3. Herhaaldelijk
4. Makkelijk

'smachten naar'
Mijn ouders smachten naar rust in het huis.

1. Eisen naar
2. Verlangen naar
3. Vragen om
4. Willen naar

'barricade'
De golvende mensenmassa duwde de barricade omver.

1. Loopgraaf
2. Uitkijktoren
3. Straatversperring
4. Kern van de aarde

'contract'
Dit stond niet in mijn contract.

1. Band
2. Aanraking
3. Vriendin, vriend
4. Overeenkomst

'mededeling'
De zangeres maakte een mededeling na haar concert.

1. Uitroep
2. Bekendmaken van informatie
3. Boodschappenlijstje
4. Noodkreet

Welk woord is juist

gespeld?

Ik vind mijn buurvrouw best ...

1. arogant
2. arroggant
3. arrogant
4. aroggant

Mijn zus vergat haar ... in de auto.

1. zonebril
2. zonnebril
3. zonnenbril
4. zonbril

De baby was veel ... en had veel ...

1. gegroeid, geleerd
2. gegroeidt, geleerdt
3. gegroeit, geleerd
4. gegroeid, geleert

De klas moet zich gaan ... voor de Cito.

1. foccussen
2. focussen
3. foccussen
4. focusen

De ... is volgens mij kapot, er staat dat het 30°C is in huis.

1. thermomether
2. thermometer
3. termometer
4. termomether

Grammatica

Strompelend lopen de kinderen naar huis.
Welk woord is een onvoltooid deelwoord?

1. Strompelend
2. lopen
3. huis
4. kinderen

De thee is gezet.
De ... thee?

1. gezete
2. gezette
3. gezetde
4. gezetten

Ga jij ook graag naar het zwembad in de zomer?
Welk woord is een persoonlijk voornaamwoord?

1. jij
2. naar
3. de
4. Ga

De oude vrouwen willen de zwerver een muntje geven.
Wat is het gezamenlijk het werkwoordelijke gezegde?

1. willen een muntje geven
2. De oude vrouwen
3. willen de zwerver geven
4. willen geven

Wat kost een tweedehands fiets?
Welk woord is een vragend voornaamwoord?

1. fiets
2. tweedehands
3. Wat
4. kost