grammatica doler, desde hace, ya no

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

La planificación de hoy
Tres opciónes:

- Repetir la gramática con el profesor 
- Completar el diálogo
- Hacer pregutas por tu compañero y practicar con unidad 5 y unidad 6  

Slide 2 - Tekstslide

Bestudeer de gramatica op pag. 60
El verbo 'Doler' gaat net als gustar

Slide 3 - Tekstslide

Doler = pijn doen
me duele el pie                               mijn voet doet pijn
te duelen los pies                          jouw voeten doen pijn
le duele la espalda                        zijn/haar rug doet pijn
nos duelen los manos                 onze handen doen pijn
os duelen las piernas                  onze benen doen pijn  
les duele el mano                           hun hand doet pijn           

Slide 4 - Tekstslide

Ya no / todavia

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ejemplos

Slide 7 - Tekstslide

desde y desde hace
Trabajo aquí desde el año 2004
Ik werk hier sinds 2004

Trabajo aquí desde hace 15 años
Ik werk hier sinds/gedurende 15 jaar

Slide 8 - Tekstslide

desde y desde hace

Slide 9 - Tekstslide

Iets aanraden of afraden

Slide 10 - Tekstslide

Iets aanraden of afraden

Slide 11 - Tekstslide

El imperativo

Slide 12 - Tekstslide

El imperativo

Slide 13 - Tekstslide

El imperativo

Slide 14 - Tekstslide

El imperativo (irregulares)

Slide 15 - Tekstslide

El imperativo

Slide 16 - Tekstslide

¿Cuándo se usa el imperativo?

Slide 17 - Tekstslide

La frecuencia
Siempre                                               altijd
Todos los días                                   elke dag
A menudo                                           vaak
Dos veces por semana                 twee keer per week
A veces                                                 soms
De vez en cuando                            af en toe
No ..... nunca .....                                nooit

Slide 18 - Tekstslide

Vrije tijd
Ik vind het leuk om te winkelen
Me gusta ir de compras

Slide 19 - Tekstslide

Vrije tijd
Mijn vriend en ik gaan iets drinken
Mi amigo y yo vamos a tomar algo

Slide 20 - Tekstslide

Vrije tijd
Ik blijf thuis
Me quedo en casa

Slide 21 - Tekstslide

Vrije tijd
Wij blijven thuis
Nos quedamos en casa

Slide 22 - Tekstslide

Vrije tijd
Ik spreek af met vrienden om naar de bioscoop te gaan
Quedo con amigos para ir al cine

Slide 23 - Tekstslide

Vrije tijd
Hoelaat spreken we af?
¿A qué hora quedamos?

Slide 24 - Tekstslide

Iets voorstellen, iemand uitnodigen
querer = willen 
¿Quieres ir al cine? = wil je naar de bioscoop?

poder = kunnen 
Podemos ir a casa de un amigo = we kunnen naar (het huis van) een vriend gaan. 

tener ganas de = zin hebben om ...
Tengo ganas de ir de compras = ik heb zin om te gaan winkelen

Slide 25 - Tekstslide

querer

quiero 
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren
poder

puedo
puedes
puede
podemos
podéis
pueden

Slide 26 - Tekstslide

Iets voorstelen, iemand uitnodigen
querer = willen 
uitnodiging, verzoek, intentie, wil

poder = kunnen 
suggestie, voorstel, verzoek, toestemming vragen, mogelijkheid/onmogelijkheid, verbod

zie voorbeelden op pagina 76



Slide 27 - Tekstslide

Iets voorstelen, iemand uitnodigen
Mijn broer heeft zin om naar een bar te gaan
Mi hermano tiene ganas de ir a un bar 

Slide 28 - Tekstslide

Iets voorstelen, iemand uitnodigen
Hebben jullie zin om naar een museum te gaan?
¿Tenéis ganas de ir a un museo?

Slide 29 - Tekstslide

Iets voorstelen, iemand uitnodigen
zij heeft geen in om te sporten
(Ella) no tiene ganas de hacer deporte

Slide 30 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Me gusta = ik vind leuk
Me gusta ir al cine = ik vind het leuk om naar de bios te gaan

Me gustaría = ik zou het leuk vinden 
Me gustaría ir al cine = ik zou het leuk vinden om naar de bios te gaan.

Slide 31 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Me 
te 
le                      gustaría + infinitivo
nos
os
les

Slide 32 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Wij vinden het leuk om te gaan winkelen
nos gusta ir de compras

Mijn ouders zouden het leuk vinden om op reis te gaan
Mis padres les gustaría ir de viaje

Slide 33 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Ik zou het niet zo leuk vinden om met Pilar te gaan
No me gustaría ir con pilar

Slide 34 - Tekstslide

aannemen, afwijzen, verontschuldigen
aannemen: 

vale = oké
perfecto = perfect
sí, claro = ja natuurlijk
¿a qué hora quedamos? hoelaat spreken we af

 

Slide 35 - Tekstslide

aannemen, afwijzen, verontschuldigen
afwijzen: 

no gracias = nee bedankt
no puedo = ik kan niet
no tengo ganas de = ik heb geen zin om te 


 

Slide 36 - Tekstslide

aannemen, afwijzen, verontschuldigen
verontschuldigen: 

lo siento = het spijt me
tengo que estudiar = ik moet studeren
tengo que ir a casa = ik moet naar huis



 

Slide 37 - Tekstslide

Telbaar en niet telbare hoeveelheden
Sommige woorden zijn niet telbaar. 
Onthoud de voorbeelden uit het boek. 


Let op: Na gustar komt altijd een lidwoord. 
Me gusta el pan

Slide 38 - Tekstslide

In bars en restaurantes
Zelf goed doornemen en leren. 

Je moet iets kunnen bestellen op een terras. 

Slide 39 - Tekstslide

Niet leren
Het stukje op pag. 75 met de titel: bevestigende imperativo met persoonlijke voornaamwoorden. 

Slide 40 - Tekstslide

Los ejercicios de unidad 6
Werkboek página 65 - 71
- 1,2,4,5,6,7,8,9,10,11

Slide 41 - Tekstslide

Los ejercicios de unidad 6
Tekstboek página 70 - 77
- ejercicio pag. 71
- 1ACD
- 2ABCD
- 3AB
- ejercicios 1,2 y 3 pag. 76

Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden van de opdrachten
Deze staan in twee Powerpoints op itslearning

Slide 43 - Tekstslide

Mucha suerte con el examen

Slide 44 - Tekstslide