Fictie les 1 tbv 1 en 2 hv

Fictie en non-fictie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie en non-fictie

Slide 1 - Tekstslide

fictie
Introductie (1)

Slide 2 - Tekstslide


A
Fictie
B
non-fictie

Slide 3 - Quizvraag

Een stripboek over Donald Duck
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quizvraag

'Game of Thrones' is een voorbeeld van non-fictie.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Een wetenschappelijk artikel
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quizvraag

Chronologisch verteld

Slide 8 - Tekstslide

Chronologisch verteld
verhaal dat verteld wordt zonder grote tijdsprongen

Slide 9 - Tekstslide

Niet-chronologisch verteld

Slide 10 - Tekstslide

Niet-chronologisch verteld
verhaal met grote tijdsprongen

Slide 11 - Tekstslide

tijdsperspectief
het verhaal kan met de gebeurtenissen mee worden verteld
je beleeft de gebeurtenissen me op het moment dat de hoofdpersoon-verteller ze ook beleeft. Tegenwoordige tijd. Terugblikken kunnen wel.

Slide 12 - Tekstslide

tijdsperspectief
het kan ook achteraf worden verteld
de verteller vertelt het verhaal achteraf. Verleden tijd.

Slide 13 - Tekstslide

pyschisch perspectief
Ik-vertelsituatie: een ik persoon vertelt wat er gebeurt en wat hij/zij denkt en voelt. Subjectief en onbetrouwbaar. Alleen van de ik-persoon.

Slide 14 - Tekstslide

pyschisch perspectief
Alwetende verteller: een verteller weet alles van alle personen. Kent toekomst en verleden. Geen verhaalpersonage

Slide 15 - Tekstslide

pyschisch perspectief
Personale verteller: vanuit een verhaalpersonage, maar in de hij/zij vorm. Alleen van deze persoon. 
Subjectief en onbetrouwbaar.

Slide 16 - Tekstslide

pyschisch perspectief
Meervoudig perspectief: afwisselend, b.v. om het hoofdstuk. Door de ogen van verschillende personages. Hoge betrouwbaarheid.

Slide 17 - Tekstslide

Welk perspectief spreekt jou het meest aan?
A
ik-perspectief
B
alwetend perspectief
C
meervoudig perspectief
D
hij/zij-perspectief

Slide 18 - Quizvraag

round character

Slide 19 - Tekstslide

round character
maakt een karakterontwikkeling door

Slide 20 - Tekstslide

flat character

Slide 21 - Tekstslide

flat character
verandert niet en reageert voorspelbaar

Slide 22 - Tekstslide

Harry Potter?
A
flat character
B
round character

Slide 23 - Quizvraag

Donald Duck

A
flat character
B
round character

Slide 24 - Quizvraag

thema
Omschrijving van de bedoeling van een boek.
Vaak gebruik je hiervoor één zin. Deze ene zin is de kortste samenvatting die je van het boek kunt geven.

Slide 25 - Tekstslide

onderwerp
algemene omschrijving van waar een boek overgaat
Het onderwerp van een verhaal kun je vaak in één woord aangeven, bijvoorbeeld liefde, vriendschap, reizen of oorlog.

Slide 26 - Tekstslide