Oefenen kunst kijken

1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiding toets november
Hoe goed ken jij de begrippen en beeldaspecten die bij beeldende vorming horen?
In de volgende dia's wordt uitgelegd welke begrippen je kunt gebruiken om naar kunst te kijken.
Bekijk ook de pp die in elo studiewijzers staat.

Slide 2 - Tekstslide

Informatie

Slide 3 - Tekstslide

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING
WAT is er gemaakt, wat stelt het voor?
HOE is het gemaakt.
Welke middelen en materialen zijn gebruikt?

Slide 4 - Tekstslide

Als we kunst beschouwen hebben we het over de aspecten van de voorstelling en vormgeven. Sleep de aspecten naar de juiste plek. 
Gezichtsuitdrukking
Houding
Landschap
Verhaal
Genre
Portret
Voorstelling
Vormgeving
Compositie
Kleur
licht
lijn
textuur
Ruimte
Structuur
Vorm

Slide 5 - Sleepvraag

Een figuratieve voorstelling kan zijn: 
1
realistisch


2
gestileerd


3
geabstraheerd


hoe het is gemaakt lijkt net echt
een 'versimpelde' versie
het lijkt bijna abstract maar nog net niet

Slide 6 - Tekstslide

Is er een voorstelling?                                         
OF Stelt het iets voor?

Slide 7 - Tekstslide

Dan is het 'abstract' of 'non-figuratief'.
Je kunt er niets in herkennen.

Slide 8 - Tekstslide

Werk zonder voorstelling is: 
abstract / non-figuratief


het stelt niks herkenbaars voor


het gaat puur om de lijnen, vormen 
    en kleuren in het werk


Slide 9 - Tekstslide

Stelt het kunstwerk iets voor?
Dan is het ...
A
Gedetailleerd
B
Half- abstract
C
Figuratief
D
Abstract

Slide 10 - Quizvraag

Sorteer de kunstwerken op abstracte en figuratieve kunst
Abstract
Figuratief

Slide 11 - Sleepvraag

Bij de vormgeving kijk je niet naar de ...
A
Materialen
B
Voorstelling
C
Beeldaspecten
D
Technieken

Slide 12 - Quizvraag

De vormgevende middelen zijn
A
Kleur, vorm, licht en gezichtsuitdrukking
B
Houding en gezichtsuitdrukking
C
Kleur, vorm, licht, ruimte, compositie, textuur
D
Materialen en technieken

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welk contrast is te zien op de achtergrond van deze dia
A
Kleur tegen kleur contrast
B
Complementair kleurcontrast
C
Warm koud contrast
D
Kwaliteitscontrast

Slide 15 - Quizvraag

Welk contrast is hier te zien?
A
Kleur tegen kleur contrast
B
Complementair kleurcontrast
C
Warm koud contrast
D
Kwaliteitscontrast

Slide 16 - Quizvraag

Sleep de 
kleuren
op de 
juiste 
plek

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep de juiste kleur naar de juiste kleursoort
Koude kleur
Warme kleur
Pastel kleur
Aardtinten

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Zijlicht
Strijklicht
Meelicht
Doorvallend licht
Tegenlicht

Slide 20 - Sleepvraag

Welke soort schaduw zie je hier?
A
eigen schaduw
B
slagschaduw
C
kernschaduw
D
halfschaduw

Slide 21 - Quizvraag

Welke soort schaduw zie je op de jongen?
A
eigen schaduw
B
slagschaduw
C
kernschaduw
D
halfschaduw

Slide 22 - Quizvraag

Glimlicht
Eigenschaduw
Slagschaduw
Sleep de begrippen naar de juiste plek op het kunstwerk

Slide 23 - Sleepvraag

Slide 24 - Tekstslide

Er is hier sprake van:
A
kleurperspectief
B
lijnperspectief
C
atmosferisch perspectief
D
kikvorsperspectief

Slide 25 - Quizvraag

Er is hier sprake van:
A
kleurperspectief
B
lijnperspectief
C
atmosferisch perspectief
D
kikvorsperspectief

Slide 26 - Quizvraag

Er is hier sprake van:
A
kleurperspectief
B
lijnperspectief
C
atmosferisch perspectief
D
kikvorsperspectief

Slide 27 - Quizvraag

Welk contrast is te zien op de achtergrond van deze dia
A
Kleur tegen kleur contrast
B
Complementair kleurcontrast
C
Warm koud contrast
D
Kwaliteitscontrast

Slide 28 - Quizvraag

vormgevende middel:  vorm

Slide 29 - Tekstslide

 VORM


Je ziet hier een lijstje met begrippen die horen bij het beeldaspect vorm. 

Je moet de begrippen kunnen koppelen aan afbeeldingen.

2D - 3D

open - gesloten

figuratief - abstract

organisch - geometrisch

vormovereenkomst - vormcontrast

enkelvoudig - samengesteld

gedetailleerd - gestileerd

symmetrisch - asymmetrisch

Slide 30 - Tekstslide

3D vorm
2D vorm

Slide 31 - Tekstslide

Abstract
Figuratief
Geometrisch vorm
Organische vorm

Slide 32 - Sleepvraag

Welk begrip zie hier niet?
A
Vervaging
B
Licht donker contrast
C
Silhouet
D
Vlakke vorm

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Beeldaspect lijn.

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld
Gekozen begrip: Lijn

5 begrippen die passen bij het begrip lijn:
- Contour 
- Lijndikte
- Lijnwerking
- Lijnsoort
- Lijnperspectief

Slide 36 - Tekstslide

Welk begrip zie je hier?
A
Lijndikte
B
Contour
C
Textuur
D
Verschillende lijnen

Slide 37 - Quizvraag

Welk begrip zie je hier?
A
Lijndikte
B
Contour
C
Textuur
D
Lijnsoort

Slide 38 - Quizvraag

vormgevende middel:  compositie

Slide 39 - Tekstslide

Composities de we gaan behandelen
1. Centrale compositie
2. Over-all compositie
3. Diagonale compositie
4. Driehoekscompositie
5. Horizontale compositie
6. Verticale compositie
7. Symmetrische compositie
8. Asymmetrische compositie
9. Dynamische compositie
10. Statische compositie

Slide 40 - Tekstslide

Welk woord hoort niet bij compositie?
A
Kleuren
B
Ordening
C
Richting
D
Vlakverdeling

Slide 41 - Quizvraag

Welk compositie zie je hier?
A
Centrale compositie
B
Driehoekscompositie
C
Over-all compositie
D
Verticale compositie

Slide 42 - Quizvraag

Welk begrip zie je hier niet?
A
Kleur tegen kleurcontrast
B
Horizontale compositie
C
Arcering
D
Lijnperspectief

Slide 43 - Quizvraag

vormgevende middel:  textuur

Slide 44 - Tekstslide

Wat is Textuur?
Textuur is de manier waarop een oppervlak aan voelt. De textuur kan glad zijn, fijn, grof, harig, stekelig, bobbelig, enzovoort.

Als je het kunt voelen is het een textuur.


Slide 45 - Tekstslide

Wat is Structuur?

Slide 46 - Tekstslide

Organisch en geometrisch
Sommige texturen zijn opgebouwd uit organische vormen, dit zijn natuurlijke vormen. 
Sommige texturen zijn opgebouwd uit geometrische vormen. Dit zijn wiskundige vormen zoals driehoeken, vierkanten en rechthoeken. 

Slide 47 - Tekstslide

Welke uitleg hoort niet bij textuur
A
Kleuren
B
Het oppervlak van een materiaal
C
Glad, ruw, stekelig, harig, bobbelig
D
Stofuitdrukking

Slide 48 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet bij deze afbeelding?
A
Licht donker contrast
B
Houtsnede
C
Afsnijding
D
Atmosferisch perspectief

Slide 49 - Quizvraag

De vraag staat op de volgende dia.

Slide 50 - Tekstslide

Bekijk afbeelding op de vorige slide Fernande
Dit is een somber schilderij.
Waardoor heeft het schilderij een sombere uitstraling?
-> Noem een aspect van de voorstelling.

Slide 51 - Open vraag

Waardoor heeft het schilderij een sombere uitstraling?
Noem een aspect van de vormgeving, materiaalkeuze en/of techniek.

Slide 52 - Open vraag

In een kunstwerk kunnen door gezichtsuitdrukkingen emoties uitgebeeld worden. Maar ook door kleur en materialen expressief te gebruiken kun je een gevoel uitdrukken.

In welk kunstwerk hieronder is er sprake van expressief materiaal gebruik om een gevoel uit te drukken.
A
B
C
D

Slide 53 - Quizvraag

Als je als beschouwer vlak voor het schilderij staat, lijk je midden op de renbaan te staan.

Noem een aspect van de vormgeving waardoor je als beschouwer midden op de renbaan lijkt te staan.
Leg je antwoord uit.

Slide 54 - Open vraag

De paarden rennen. Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.

Slide 55 - Open vraag

Einde 
SUCCES MET DE TOETS

Slide 56 - Tekstslide