Trappen van vergelijkingen

Grammar time!
Goal:
At the end of this class,
- kun je de verschillende trappen onderscheiden 
- kun je woorden hakken en bepalen hoeveel lettergrepen iets heeft
- kun je de regels toepassen per trap van vergelijking
1 / 3
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 3 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar time!
Goal:
At the end of this class,
- kun je de verschillende trappen onderscheiden 
- kun je woorden hakken en bepalen hoeveel lettergrepen iets heeft
- kun je de regels toepassen per trap van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives (bijvoegelijke naamwoorden)
Om dingen of mensen te beschrijven gebruik je adjectives. Voorbeelden zijn: smart, small, tall, fast, beautiful

VB: She is very smart
My parents are tall

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijkingen
Bij trappen van vergelijkingen maak je een vergelijking tussen twee (of meer) personen/dingen. Je geeft dus aan dat iets 'meer' of 'minder' is.
VB:
She is smart (adjective) 
He is smarter than (comparative) 
My dad is the smartest (superlative)

Slide 3 - Tekstslide