unité3 parler et écrire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Libre Service - Unité 3 -

Parler

&

Écrire

C'est le printemps

Qu'est-ce qu'on va faire?

herhalen onregelmatige werkwoorden hebben en zijn

herhalen werkwoorden op -er

vocabulaire herhalen

 parler et écrire

Vertaal de volgende vragen en geef een aantwoord in het Frans 

 1. Salut, comment ca va? 

2. Comment tu t'appelles? 

3.Tu parles Francais? 

4. Tu habites où? 

5. Tu as quel âge? 

6. Tu es en vacances?

7.  Tu es en quelle classe? 

8. Qui est ton prof de bio? 

9. tu aimes l'anglais? 

10 . Tu as des devoirs? 

samen

1. malade
2. ensemble
3. difficile
4. presque

turnen

1. faire de la gymnastique
2. dessiner
3. faire du cheval
4. jouer du violon

bang zijn

1. il doit
2. faire de la gymnastique
3. tu fais
4. avoir peur

alles

1. presque
2. souvent
3. tout
4. fort en

waarom

1. presque
2. sauf
3. pourquoi
4. désolé

de voorstelling

1. le spectacle
2. le dessin
3. la fois
4. la comédie

lezen

1. redoubler
2. regarder
3. lire
4. dessiner

tu as =

1. ik heb
2. men is
3. jij hebt
4. jij bent

vous êtes

1. jullie zijn / u bent
2. jullie hebben / u heeft
3. zij zijn
4. men is

elle a =

1. zij is
2. zij hebben
3. zij heeft
4. zij zijn

Ils sont =

1. zij hebben
2. zij heeft
3. zij is
4. zij zijn

u bent =

1. vous êtes
2. nous sommes
3. vous avez
4. nous avons

hij heeft

1. il est
2. elle a
3. ils ont
4. il a

zij hebben =

1. elles sont
2. ils ont
3. elle a
4. il a

jij bent =

1. j' ai
2. tu as
3. tu es
4. je suis

wij hebben =

1. nous sommes
2. nous avons
3. nous avoir
4. on est

Kies de juiste vertaling van :
<Hij heeft> 100 euros !

1. Ils ont
2. Il a
3. Elle a
4. Ils sont

Kies de juiste vertaling van :
Ah, bon, <u bent> madame
Dupont !

1. tu as
2. tu es
3. vous avez
4. vous êtes

Kies de juiste vertaling van :
André <is> sympathique.

1. a
2. es
3. est
4. as

Gevoelswerkwoorden
in het Frans?

Franse gevoelswerkwoorden

Aimer

Détester

Adorer

Préférer

Regelmatige ww op -ER

(habiter, chanter...)

Hoe vervoeg je een ww op -ER?
Noem de twee stappen.

Herhaling werkwoorden op -er

1. Stam --> hele werkwoord - er

2. Persoon --> vous, tu etc.

3. Stam + uitgangen

Je --> e

Tu --> es

Il/elle/on --> e

Nous --> ons

Vous --> ez

Ils/elles --> ent

Wat komt altijd na
adorer, préférer, aimer, détester?

Wat is bijzonder aan ww préférer?

préférer

Je préfère

Tu préfères

Il/elle/on préfère

nous préférons

vous préférez

ils/elles préfèrent

Mijn ouders zijn dol op tennis.

1. Mes parents aiment le tennis.
2. Mes parents adores le tennis
3. Mes parents adorent le tennis.
4. Mes parents adorent tennis.

Hou je van katten?

1. Vous aimez les chats?
2. Vous aimez chats?
3. Tu aimes chats?
4. Tu aimes les chats?

Ik heb een hekel aan wiskunde.

Ik ben dol op Engels en geschiedenis.

Wij kijken naar de televisie.

Jullie spelen gitaar.

Heb ik alles begrepen?

1. Ja, ik vond het gemakkelijk
2. Als ik de grammatica leer, kan ik dit wel.
3. Ik heb nog wel een vraag.
4. Help! Ik begrijp er niets van!

devoirs

Devoirs:

Sur le site de Libre Service, (6 et 7) Parler et écire.

fais les exercices en ligne

Revoir (herhaal) apprendre 1,2,3,5

Apprendre "apprendre" 4