Voorbereiding toetsweek 2

POLITIEK


H3.1: Wat is politiek?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

POLITIEK


H3.1: Wat is politiek?

Slide 1 - Tekstslide


Wat gaan we doen?

Vanaf vandaag: herhaling voor de toetsweek

Wat moeten we leren? 

H3: Politiek (3.1 t/m 3.7)
H4: NL en de wereld (4.1 t/m 4.5)

Wanneer is de toets? Vrijdag 28-01
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

3.1

Slide 3 - Tekstslide


Politiek: het maken van keuzes en het nemen van besluiten waardoor een land, provincie of gemeente bestuurd kan worden. 

Deze besluiten gaan vooral over het algemeen belang: zaken die voor heel veel mensen belangrijk zijn. 
(veiligheid op straat, gezondheidszorg, sterke dijken)

In Nederland kunnen we hier over meebeslissen, NL is namelijk een democratie: het volk heeft invloed op politieke besluiten
Algemeen belang

Slide 4 - Tekstslide


'De macht van het volk'

Directe democratie: het volk mag meebeslissen over een wet (referendum)

Indirecte democratie: het volk kiest volksvertegenwoordigers(politici) die voor hen besluiten nemen

Democratie

Slide 5 - Tekstslide

3.2

Slide 6 - Tekstslide


Het kiezen van volksvertegenwoordigers gaat via verkiezingen, hiervoor gebruik je je kiesrecht.


Actief kiesrecht: het recht om te mogen stemmen

Passief kiesrecht: het recht om je verkiesbaar te stellen.


Tijdens de verkiezingstijd heeft de lijsttrekker een grote rol, hij/zij is de belangrijkste man of vrouw van een verkiezing tijdens verkiezingstijd.
Verkiezingen

Slide 7 - Tekstslide

Links: de overheid moet kwetsbare mensen helpen (werklozen, armen, ouderen). Mensen die meer geld verdienen, moeten meer betalen. De overheid moet een actieve rol krijgen. 
  • PvdA, SP, GroenLinks, DENK

Midden: de mensen moeten meer voor elkaar gaan zorgen, overheid helpt waar nodig. In veel opzichten tussen links en rechts in. 
  • D66, PVV

Rechts: de overheid moet mensen zoveel mogelijk vrijheid bieden. Mensen en bedrijven moeten zoveel mogelijk zelf beslissen en hun eigen problemen oplossen. De overheid moet een passieve rol aannemen.
  • VVD, FvD, SGP
3.3 Op wie ga jij stemmen?

Slide 8 - Tekstslide

3.3


Laatste kolom toevoegen!

Slide 9 - Tekstslide

3.4

Slide 10 - Tekstslide

De regering
Koning + Ministers

Slide 11 - Tekstslide

 Na de verkiezingen heeft de winnende partij (grootste partij) een meerderheid nodig. Met nog twee of drie andere partijen vormen zij de regeringspartijen. (nu VVD, CDA, D66 + CU).

Bij het vormen van een nieuwe regering moet er een regeerakkoord gemaakt worden, dit zijn alle plannen voor de aankomende jaren.
3.4 De regering regeert
De regering regeert

Slide 12 - Tekstslide

Ministers + staatssecretarissen
Het kabinet
Dagelijks bestuur

Slide 13 - Tekstslide

Het kabinet heeft verschillende taken

  1. Het bedenken van een wetsvoorstel; 
  2. Het uitvoeren van de aangenomen wetten; 
  3. Het schrijven van de rijksbegroting.

Iedere minister heeft zijn eigen taak, bijvoorbeeld minister van onderwijs of minister van justitie en veiligheid. Degene die hier bij helpen worden staatssecretarissen genoemd. 

Elke vrijdag komen alle ministers bij elkaar om nieuwe plannen of wetsvoorstellen te maken. De wet gaat dus van de ministerraad, naar de Tweede Kamer en vervolgens naar de Eerste Kamer. 
3.4 De regering regeert

Slide 14 - Tekstslide


De koning is onderdeel van de regering, maar heeft vrijwel geen macht.

Wel heeft hij een paar belangrijke taken: 

  1. Handtekeningen zetten onder de nieuwe wetten
  2. Troonrede voorlezen tijdens Prinsjesdag
  3. Land vertegenwoordigen in het buitenland
  4. Ministers beëdigen.
De Koning

Slide 15 - Tekstslide

3.5

Slide 16 - Tekstslide

Het parlement bestaat uit de Tweede Kamer en Eerste Kamer, de twee hoofdtaken zijn: (mede)wetgeving en het controleren van het kabinet.

Wetgevende rechten: 
  • Stemrecht: wetsvoorstellen goedkeuren of afkeuren
  • Recht van initiatief: wetsvoorstellen maken / indienen
  • Recht van amendement: wetsvoorstellen aanpassen

Controlerende rechten: 
  • Vragenrecht: vragen stellen aan kabinet
  • Motierecht: uitspraak waarin de kamer haar mening geeft of aan de minister vraagt om iets te doen.
  • Recht van interpellatie: ministers ter verantwoording roepen.
  • Enquêterecht: onderzoek naar eventuele fouten van kabinet.


3.5 Het parlement controleert

Slide 17 - Tekstslide


Ministers mogen nooit tegelijkertijd kamerlid zijn.. 

Dit heeft te maken met de controlerende taak van het parlement 
en met de scheiding der machten. Wanneer iemand zowel de wetten maakt, 
als uitvoert en controleert: zou diegene teveel macht krijgen. 

Daarom zijn Kamerleden en ministers van elkaar gescheiden.
Parlement of kabinet?

Slide 18 - Tekstslide

3.6

Slide 19 - Tekstslide


Om ervoor te zorgen dat de macht niet al te groot wordt, is er een scheiding van de machten. Trias politica genoemd. Namelijk: wetgevend, uitvoerend en rechterlijk.


Parlement: beslist over de wetsvoorstellen (wetgevend)
Regering: voert de goedgekeurde wetten uit (uitvoerend
Rechters: beoordelen of iedereen zich aan de wet houdt (rechterlijk)
3.6 De parlementaire democratie

Slide 20 - Tekstslide

De volksvertegenwoordigers die we hebben gekozen in het parlement, hebben de meeste macht. Zij mogen wetten maken, wijzigen en aanpassen. 

Vanwege deze macht noemen we Nederland een parlementaire democratie. 


De combinatie van parlementaire democratie, de grondwet en trias politica maakt Nederland een rechtsstaat: 

'een land waarin de rechten en plichten van burgers én van de overheid in de grondwet zijn vastgelegd en worden nageleefd.'
Rechtsstaat

Slide 21 - Tekstslide

3.7

Slide 22 - Tekstslide

gemeente
college van B en W
gemeenteraad
dagelijks bestuur
[
burgemeester
leidt vergaderingen, openbare orde, sollicitatie → benoemd voor 6 jaar
elk een eigen werkterrein
wethouders
volks-vertegenwoordigers
stemmen over besluiten
controleren van B en W

Slide 23 - Tekstslide



Burgemeester en wethouders vormen samen het dagelijks bestuur van de gemeente. Zij voeren met hulp van hun ambtenaren alle politieke besluiten uit.

Ook zijn ze elke dag verantwoordelijk voor wat er in de gemeente gebeurt! Het werk van de burgemeester is vergelijkbaar met de minister-president. De wethouders zijn vergelijkbaar met de ministers. 




3.7 Gemeente en Provincie

Slide 24 - Tekstslide


Elke wethouder heeft net als de ministers een eigen terrein (cultuur, jongeren, milieu- en energiebeleid). 

De burgemeester leidt de vergaderingen van B en W en van de gemeenteraad. Hij of zij is het hoofd van de lokale politie en de brandweer, en heeft dus ook de leiding bij brand, rampen of noodsituaties. 

Burgemeesters worden voor 6 jaar benoemd door de regering en worden niet gekozen!


Burgemeesters en wethouders

Slide 25 - Tekstslide