Herhaling voor de toetsweek H5 en H6


Deze les kan je als een goede start gebruiken voor het leren of als controlemoment.


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Deze les kan je als een goede start gebruiken voor het leren of als controlemoment.


Slide 1 - Tekstslide

Welke ondernemingsvorm is privé aansprakelijk
A
VOF
B
Formele sector
C
NV
D
BV

Slide 2 - Quizvraag

Privé aansprakelijk
Welke ondernemingsvormen zijn
privé aansprakelijk?
Wel privé aansprakelijk
Niet privé aansprakelijk
Eenmanszaak
NV
Vof
BV
?
De eigenaar moet met zijn privégeld mogelijke schulden betalen

Slide 3 - Tekstslide

Henk wil een Samsung tv kopen bij de Mediamarkt.
De tv is €600 exclusief btw.
Hoeveel zal Henk moeten betalen voor de tv inclusief 21% btw?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

BTW
  • Op de meeste producten geldt een btw van 21%
  • Op levensmiddelen en sommige diensten, zoals de kapper, geldt een btw van 9%
  • Een beperkt aantal product is vrijgesteld van btw. hier geldt een tarief van 0%
Verhoudingstabel
Goed om te weten tijdens het rekenen met een verhoudingstabel:
Bedragen zonder btw = 100% (verkoopprijs)
Bedragen met btw: 100% + btw% (consumentenprijs)

Slide 6 - Tekstslide

De visboer koopt een kilo kibbeling in voor €3 en verkoopt de kibbeling vervolgens voor €7 per kilo.
Wat is die €4 verschil?
A
Btw
B
Winstmarge
C
Winstmarge en btw
D
Consumentenprijs

Slide 7 - Quizvraag

Van inkoopprijs naar consumentenprijs 








  • Brutowinstmarge kan zowel in € als % in de berekening voorkomen
Inkoopprijs
€50
€50
Brutowinstmarge
30%
€15
Verkoopprijs excl. btw
€50 + €15 

€65
Consumentenprijs
€65 + btw
€65 / 100%            X (100+ btw%)

Slide 8 - Tekstslide

Met welke gegevens bereken je de werkgelegenheid in een land?
A
Aanbod van de arbeidsmarkt
B
Vraag van de arbeidsmarkt
C
Vacatures
D
Vacatures + beroepsbevolking

Slide 9 - Quizvraag

Arbeidsmarkt 
Geheel van vraag en aanbod (Alle vraag en aanbod)
Aanbod: Beroepsbevolking 
Vraag: Werkgevers 



Werkgelegenheid: Werknemers + vacatures 


Iedereen tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.
Wetten
Arbowet: Regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: Regels voor werk- en rusttijden 

Slide 10 - Tekstslide

Coen werkt 16 uur per week. Dit is
een (..1..)baan. Zijn uren zijn staan in
zijn (..2..).
Vul de puntjes in.
A
1= Parttime 2= CAO
B
1= Fulltime 2=Arbeidsovereenkomsten
C
1= Parttime 2= Arbeidsovereenkomsten
D
1= Fulltime 2= CAO

Slide 11 - Quizvraag

Werken
  • Tijdelijke baan ​= Bepaalde tijd​
  • Vaste baan ​= Onbepaalde tijd​ met vaste uren
  • Flexibele baan =​ Alleen werken als je nodig bent (uitzendbureau)



  • Als je ergens gaat werken sluit je een arbeidsovereenkomst (afspraken)
  • De meeste afspraken zijn overgenomen vanuit de CAO (Bedrijfstak)
Parttimebaan : bijvoorbeeld een baantje naast school
Fulltimebaan : tussen de 36 en 40 uur per week

Slide 12 - Tekstslide

Hoe bereken je de arbeidsproductiviteit per persoon?
A
Totale productie / Aantal arbeiders
B
Totale productie / Aantal uren

Slide 13 - Quizvraag

Karel is werkloos omdat een machine hem heeft vervangen.
Van welke werkloosheid is er sprake?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

Soorten werkloosheid
Conjunctureel: Als het slecht gaat met de economie 
(koopkracht daalt waardoor er minder productie is)

Structureel: Veranderingen bij bedrijven 
(robots vervangen mensen, fabrieken gaan naar lage loon landen, verouderde producten zoals de DVD-speler)
Verschil
Conjunctureel is voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld tot het beter gaat met de economie.
Structureel is blijvend. De verandering worden vaak niet teruggedraaid.

Slide 15 - Tekstslide

Soorten werkloosheid 
  • Frictiewerkloosheid
Als je net je diploma hebt of net ontslagen bent heb je even de tijd nodig om weer werk te vinden
  • Seizoenswerkloosheid
Sommige banen kunnen alleen tijdens een bepaald seizoen. Er is geen strandwacht nodig in de winter
  • Regionale werkloosheid
In sommige plekken in Nederland zijn er meer banen beschikbaar dan andere

Slide 16 - Tekstslide

Waar denk je aan als je "productiefactoren" leest?

Slide 17 - Open vraag

Toegevoegde waarde
Alle productiefactoren bij elkaar opgeteld 

Slide 18 - Tekstslide

Welke productiefactoren
zie je in deze afbeelding?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 19 - Quizvraag

Afschrijving 
Het geld wat je moet sparen om over een XX aantal jaren eenzelfde item te kopen.




De berekening: (Inkoopwaarde - Restwaarde)
                                  -------------------------------- = Afschrijving per
                                              Aantal periodes                            periode

Slide 20 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten ?

Slide 21 - Open vraag

Hoe bereken je de brutowinst ?
A
Omzet - inkoopwaarde
B
Nettowinst - bedrijfskosten
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet x inkoopprijs

Slide 22 - Quizvraag

Afzet x Verkoopprijs 
Voor hoeveel het product is ingekocht 
Kosten die niet met de inkoop te maken hebben
Dit houdt de baas over voor zichzelf

Slide 23 - Tekstslide

In welke sector werk een boer?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Toets gaat over H5 en H6

Slide 26 - Tekstslide