PO - Elke stem telt (voor Tweede Kamerverkiezingen)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMentorles+2BasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Introductie

In Nederland hebben we een democratie. Dit betekent dat alle inwoners met stemrecht mogen mee bepalen wie, wat en hoe we in Nederland bepaalde dingen regelen. Dit gebeurt door middel van verkiezingen en het uitbrengen van stemmen! Op 22 november gaan we stemmen voor de Tweede Kamer! Waar stemmen we dan over? Hoe dat zit, gaan we ontdekken in deze les. Hoe werkt dat eigenlijk allemaal en waarom zou je stemmen? En wat vinden jullie eigenlijk écht belangrijk? Aan de slag met 'Elke stem telt'!

Instructies

Er zijn twee werkbladen voor deze les:

  • Partijstandpunten werkblad
  • Vorm je partij! werkblad

Instructies

Werkbladen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Introductie

In Nederland hebben we een democratie. Dit betekent dat alle inwoners met stemrecht mogen mee bepalen wie, wat en hoe we in Nederland bepaalde dingen regelen.

Dit gebeurt door middel van verkiezingen en het uitbrengen van stemmen! Op 22 november gaan we stemmen voor de Tweede Kamer!

Waar stemmen we dan over? Hoe dat zit, gaan we ontdekken in deze les.
Hoe werkt dat eigenlijk allemaal en waarom zou je stemmen? En wat vinden jullie eigenlijk écht belangrijk?

Aan de slag met 'Elke stem telt'!






Slide 2 - Tekstslide

Stemmen, hoe zit dat nou precies?
Iedere Nederlander boven de 18 jaar met kiesrecht krijgt een oproep om te stemmen. Je verliest dit recht alleen door hele zware misdaden te plegen (en als je dus letterlijk in de gevangenis zit).
In sommige landen zijn er andere regels voor kiesrecht, maar bijna overal ter wereld mogen alle volwassenen meestemmen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je nodig om te stemmen?
Het enige dat je nodig hebt is je stempas en je ID-bewijs. Je ontvangt de stempas persoonlijk via de post. Op de dag van de verkiezingen neem je deze samen met je ID-bewijs mee naar het stemlokaal in de buurt.


Slide 4 - Tekstslide

Stemmen doe je alleen! 
Je bepaalt zelf op wie je stemt en hoeft dat aan niemand te vertellen. In het stemlokaal breng je je ‘stem’ uit in een stemhokje. Vóór de verkiezingsdag krijg je met de post een kandidatenlijst. Hierop staan alle partijen en hun mensen op wie je kunt stemmen. Deze lijst ziet er hetzelfde uit als het stembiljet dat je bij het stembureau krijgt. Van tevoren bedenk je dus goed op wie je wilt stemmen: welke partij en welke kandidaat.

Kruis je voor de grap of per ongeluk teveel aan, dan is je stembiljet ‘ongeldig’ en telt hij niet mee… helaas pindakaas!

Slide 5 - Tekstslide

Tweede Kamer
Hmmmm… Tweede Kamerverkiezingen. Hoe zit dat dan?

Tweede Kamer
De bekendste verkiezingen zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Deze krijgen ook de meeste aandacht in de media. Het gaat hierbij om het kiezen van de 150 leden van de Tweede Kamer. Het volk kiest deze dus! Dit gebeurt om de vier jaar.

Maar… ontstaat er ruzie binnen het kabinet of maken ze een grote beslissingsfout? Dan kan het zomaar zijn dat het kabinet moet opstappen (dit noem je ‘het kabinet valt’.)
Als dat gebeurt is het eerder tijd voor verkiezingen.


Slide 6 - Tekstslide

Coalitie
De partij die na de verkiezingen de meeste stemmen heeft, mag als eerste de partijen uitkiezen met wie zij wil en kan samenwerken. Samen vormen zij een coalitie. Een coalitie bestaat uit zoveel kamerleden, dat ze een meerderheid van de 150 Kamerleden vormen. (Dus minimaal 76, maar meer mag altijd.)

Lukt dit, dan stellen zij een kabinet samen. Een kabinet bestaat uit de minister-president en ministers met verschillende taken en afdelingen. Deze nemen beslissingen over het land.

TIP: Vraag de klas of ze ministers kunnen opnoemen?
Welke zijn er? Minister van Onderwijs, minister van Volksgezondheid… Waar heb je nog meer ministers van? Kennen we ook wat namen van deze ministers??
(Voeg evt. een extra slide toe als je wat ministers en taken wilt uitlichten.)


Slide 7 - Tekstslide

Oppositie
De oppositie bestaat uit alle leden van partijen die niet meedoen met de regering*. Zij zijn net zo belangrijk als de ministers. Ze stellen namelijk kritische vragen over de plannen van de ministers. Zo worden er geen grote fouten gemaakt. Soms lijkt dit meer op geruzie dan dat ze elkaar helpen om goede wetten te maken. Maar de politiek is ook een speciale manier van discussiëren. 

Uiteindelijk stemmen, binnen de kamer, 150 Kamerleden bij alle wetsvoorstellen. Een meerderheid van de 150 leden moet de plannen van het kabinet goedkeuren.

*Regering: de koning en alle uitgekozen ministers.

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordig zeggen mensen vaak “Wat maakt het nou uit, mijn stem heeft toch geen zin!”. Dat klopt niet helemaal. Elke stem geeft een partij meer macht in de gemeente, provincie, Eerste en/of Tweede Kamer. Eén stem van een Kamerlid kan al genoeg zijn om een wet juist wel of niet door te laten gaan. 

In een democratie* werkt het zo, dat ‘de meeste stemmen gelden’. Dus hoe meer leden van een partij in de gemeenteraad, het provinciebestuur of de Eerste of Tweede kamer zitten, hoe meer invloed die partij heeft.
ALLE verkiezingen zijn dus belangrijk en iedere stem telt mee. Altijd stemmen dus!

*Democratie is een manier waarop je een land kunt besturen. In een democratie heeft het volk het voor het zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

In de verkiezingstijd beloven partijen veel om stemmen te winnen. Het is voor het volk natuurlijk belangrijk dat de partijen deze beloftes ook echt nakomen. Dat is soms lastig, vooral als je als partij (om een meerderheid te krijgen) samen moet gaan werken met een partij die heel andere dingen belooft.

Samen moeten de partijen er zo goed mogelijk uitkomen, voordat ze kunnen gaan regeren. Het maken van deze afspraken kost altijd veel tijd na de verkiezingen.

Slide 10 - Tekstslide

Introductie
Hoe werkt dat eigenlijk allemaal en waarom zou je stemmen?
Met deze les ga je hiermee aan de slag en bespreek je  ‘ingewikkelde’ begrippen als democratie en oppositie. Tot slot vorm je zelf een politieke partij met eigen standpunten!

Wat zijn je idealen?
Wat vinden jullie samen belangrijk?
Welke naam krijgt jullie partij?
En wat is jullie verkiezingsslogan?



Slide 11 - Tekstslide

We gaan nu zelf aan de slag met het vormen van een kabinet!
Welke partijen zitten er straks in dit lokaal?  

Bij de opdracht KlassenKabinet horen twee werkbladen. Het partijstandpunten-werkblad en het invulvel: Vorm je partij!.

TIP: Je kunt ook zelf standpunten verzinnen die beter bij jouw klas passen.
Gebruik hiervoor de lege slide aan het eind.

De leerlingen gaan aan de slag met hun politieke standpunten. Wat vinden zij nou écht belangrijk? Vervolgens gaan ze met medeleerlingen een partij vormen. Wat zijn jullie idealen? Wat wordt jullie partijnaam? Wat is de slogan?

Slide 12 - Tekstslide

Stap 1: Partijstandpunten

Deel het werkblad partijstandpunten uit. Iedere leerling krijgt er één. 

Kijk naar het werkblad; wat vind jij nou écht belangrijk?

Kies drie standpunten die je het belangrijkst vindt. Kruis aan, omcirkel deze of kleur ze in! In de onderste twee vakjes is er ook ruimte om zelf een eigen idee/standpunt op te schrijven.

Als je klassikaal zelf standpunten hebt aangeboden, laat ze dan zelf drie standpunten overnemen op een leeg blad.

Slide 13 - Tekstslide

Stap 2: Partijleden shoppen

Ga nu je partijleden bij elkaar shoppen. Loop met je blaadje door de klas en zoek partijgenoten. Zoek anderen die dezelfde soort punten belangrijk vinden. Met wie zou je kunnen samenwerken? Samen met hen ga je een politieke partij vormen!

Let op: een partij kan uit drie, of wel zes leerlingen bestaan. Maar als niemand hetzelfde denkt als jij, dan moet je misschien maar in je eentje een partij vormen!

Slide 14 - Tekstslide

Stap 3 Vorm je partij 

Deel nu het tweede werkblad uit. Elk partij-groepje krijgt er één.  

Jullie gaan samen een partij beginnen. Wat vinden jullie belangrijk? Schrijf in jullie eigen woorden wat jullie belangrijkste drie partijpunten worden. Dit is jullie partijprogramma!

Verzin een naam voor jullie partij en een pakkende slogan. Waarom zouden mensen op jullie moeten stemmen? Wat voor problemen gaan jullie aanpakken en hoe?

Slide 15 - Tekstslide

Afronding 

Als alle partijen zijn gevormd, vraag je de leerlingen om over hun partij te vertellen.
Je kunt dit doen door het ze te laten opnoemen of, nog uitgebreider, de leerlingen te laten presenteren voor de klas. Hang de verschillende partijen zichtbaar op.

Sluit de les af door kort te reflecteren op de les. 

Maak evt. gebruik van onderstaande reflectievragen:

Reflectievragen

Wat vonden jullie van de opdracht?
  • Was het moeilijk om samen tot drie punten te komen?
  • Heeft iemand het idee dat zijn mening nu niet meer overeind is gebleven?
  • Zou je zelf op je eigen partij stemmen of op een van de andere?
  • Welke onderwerpen miste je bij de standpunten?
  • Etc.

Inhoud:
  • Zou je zelf gaan stemmen als je 18 bent?
  • Waarom is het belangrijk om te stemmen?
  • Weet je nu wat een coalitie is?
  • Wie zou er wel minister willen worden? Waarvan? En wat zou je belangrijkste standpunt zijn?
  • Etc.

MEER POLITIEK?

TIP - Wil je de leerlingen ook echt laten stemmen? Geef de leerlingen dan op een ander moment in de week een stembiljet met de namen van jullie partijen. Laat ze anoniem aankruisen welke partij hun voorkeur heeft. De winnende partij mag dan bv. weer een coalitie vormen met een andere partij. Met wie gaan ze samenwerken?

Laat deze coalitie bijvoorbeeld een week de regels in de klas bedenken.
Je kunt de politieke ervaring voor jouw groep zo groot maken als je wilt.
Maar let op: wat je belooft, moet je natuurlijk doen!





Slide 16 - Tekstslide

Lege slide