Havo 4 Paragraaf 3.5 en 3.6

paragraaf 3.5 en 3.6
Inzoomen naar het schaalniveau van de buurt en de woonomgeving
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

paragraaf 3.5 en 3.6
Inzoomen naar het schaalniveau van de buurt en de woonomgeving

Slide 1 - Tekstslide

Programma week 2
- start van de praktische opdracht 'onderzoek eigen omgeving'
- check leerstof paragraaf 4
- paragraaf 5 en 6 

Slide 2 - Tekstslide

Praktische opdracht
-lees met markeerstift de opdracht (witte boekje of digitaal op planner) nauwkeurig door
-maak drietallen
-vul bladzijde 3 van het boekje in (persoonlijke doelen)
-kies buurt ('subwijk' genoemd op de site) en geef voorkeur door aan docent

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Check leerstof paragraaf 4:

Verschillende soorten buurten en hun kenmerken.

Met behulp van paragraaf 5 en 6 leer je de buurten ook koppelen aan bewonerskenmerken, woningkenmerken, veiligheidskenmerken en kenmerken van de openbare ruimte

Slide 5 - Tekstslide

Zet de wijken in de juiste chronologische volgorde 
(1 = het oudst)
flatwijk
arbeiders-wijk
woonerf
Vinexwijk
stads-centrum

Slide 6 - Sleepvraag

Voeg hier een foto toe van je eigen straat / wijk en bedenk welk soort wijk het is uit paragraaf 4 (naam wijk, bouwperiode ...)

Slide 7 - Open vraag

Wat was het gevolg voor de steden van het feit dat de middenklasse in de jaren '60 van de vorige eeuw een auto kon kopen? (oorzaak-gevolg)

Slide 8 - Open vraag

Voorbeeld van een juist antwoord:
Doordat de middenklasse een auto kon aanschaffen konden ze het zich veroorloven om verder van hun werk te gaan wonen (oorzaak)

Waardoor de groeikernen rondom de grote steden flink in inwoneraantal groeiden (gevolg)

Slide 9 - Tekstslide

door de ontwikkeling uit de vorige vraag nam in Nederlandse steden de segregatie:
A
af
B
toe

Slide 10 - Quizvraag

Vanaf de jaren '90 van de 20e eeuw werd het wonen in de grote steden weer populairder. Hoe noem je het als mensen weer terugtrekken naar de stad?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Noem twee redenen waarom in arbeiderswijken uit eind 19e / begin 20e eeuw vaak gentrification-processen spelen

Slide 14 - Open vraag

Antwoorden
-ze liggen vaak op aantrekkelijke plaatsen binnen de stad, nabij het stadscentrum
-de woningen hebben vaak een aantrekkelijke architectuur

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 5 en 6
-buurtprofiel analyseren en zelf maken
-4 belangrijkste woningkenmerken kennen
-5 belangrijkste bewonerskenmerken kennen
-aspecten van objectieve en subjectieve veiligheid en sociale cohesie kennen en hoe de openbare ruimte hierin een rol speelt
-weten hoe bovenstaande kenmerken met elkaar samenhangen
-bedenken hoe er gestuurd / ingegrepen kan worden op deze kenmerken en door wie (bewoners, corporaties, lokale overheden)

Slide 16 - Tekstslide

Inzoomen naar het buurtniveau.
Schaalniveaus, hoe zat het ook al weer?
Noem ze. Begin bij de meest uitgezoomde en zoom steeds verder in.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Maak de juiste koppelingen waarbij je steeds meer inzoomt. Dus 1 = het grootste schaalniveau en 4 is het meest ingezoomd
1
2
3
4
De Randstad
De Bijlmer
Amsterdam
Amsterdam Zuidoost

Slide 19 - Sleepvraag

Verschil wijken (of stadsdelen) en buurten:

Slide 20 - Tekstslide

Of voor Utrecht:

Slide 21 - Tekstslide

Maakt het wat uit in welke buurt je woont?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Een woningkenmerk uitgelicht: 'eigendom'
Welke opties zijn er bij dit woningkenmerk?

Slide 24 - Open vraag

Eigendom:
-Koopwoning
-Particuliere huurwoning
-Sociale huurwoning (via een woningbouwcorporatie)

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verband tussen het woningkenmerk 'eigendom' en de kwaliteit van een buurt'?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de verhouding tussen huur- en koopwoningen in Nederland?
A
20% huur, 80% koop
B
40% huur, 60% koop
C
60% huur, 40% koop
D
80% huur, 20% koop

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

In Nederland relatief veel sociale huurwoningen, vooral in grote steden
Maar dat aantal (en aandeel) neemt af. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Wat kan het gevolg zijn voor de bewonerssamenstelling van een buurt als alle huurwoningen worden verkocht? (oorzaak-gevolg)

Slide 33 - Open vraag

Een voorbeeld van een juiste beschrijving:
-als alle huurwoningen in een buurt worden verkocht kunnen de bewoners met een laag inkomen niet meer in de buurt blijven wonen (oorzaak)

-waardoor het gemiddeld inkomen per huishouden in de buurt toeneemt / waardoor de buurt op sociaal-economisch vlak minder divers wordt.

Slide 34 - Tekstslide

Lees de begrippen op p. 76
Welk begrip hoort bij de linker-
foto en welk bij de rechter?

Slide 35 - Open vraag

Begrippenupdate:
in plaats van allochtoon:

mensen met een migratieachtergrond
(westers of niet-westers)

Slide 36 - Tekstslide

Maak nu vraag 1 t/m 5 op p. 25 van je werkboek (10 minuten)

Slide 37 - Open vraag

Bespreken:
Vraag 4 en 5

Slide 38 - Tekstslide

Toepassen van de leerstof van paragraaf 4, 5 en 6
Maken van een buurtprofiel: p.26/27 werkboek
-2 Rotterdamse wijken: Hilligersberg-Schiebroek en Charlois
-vergelijken met elkaar én met het gemiddelde van Rotterdam
-de vergelijking maak je voor: 4 bewonerskenmerken, 3 woningkenmerken en de veiligheid/leefbaarheid

Lever je gemaakte werk (foto van p.26 en 27) in via een individuele chat in Teams

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link