5. März 2024 / Kapitel 4 Grammatik

Programm/Lernziele

  • Je begrijpt het naamvallenschema voor de Der- en Eingruppe
  • je kunt woorden m.b.t. het thema 'Veranstaltungen' toepassen
Wie?

  • Uitleg
  • opdrachten maken
Bitte einloggen:



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programm/Lernziele

  • Je begrijpt het naamvallenschema voor de Der- en Eingruppe
  • je kunt woorden m.b.t. het thema 'Veranstaltungen' toepassen
Wie?

  • Uitleg
  • opdrachten maken
Bitte einloggen:



Slide 1 - Tekstslide

die Hausaufgaben
Gemacht
- Die Aufgaben (3,4) 5 und 6 zu B Wortschatz

Gelernt
- Lernliste N-D bis zu ‘de training’
- Lernliste D-N Teil A und C






































Gemacht worden von (5,6)

Fay, Tommy, Roos, Björk, Kaj


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ich schreibe (jou) ........ einen Brief
A
dich
B
mich
C
dir
D
mir

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Mit (mij) ..... können wir gewinnen.
A
mich
B
mir
C
euch
D
ihr

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Meine Mutter kennt (haar) ....... noch nicht.
A
ihn
B
ihm
C
ihr
D
sie

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Der Mann ist krank / Ich gebe dem Mann mein Geld / Ich sehe den Mann

Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe

Vervang in elke zin de man voor een persoonlijk voornaamwoord (hem).
Met z'n tweeën.
Gebruik het schema.

1 Der Mann ist krank. 
2 Ich gebe dem Mann mein Geld.
3 Ich sehe den Mann.
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide


1 Der Mann ist krank.
2 Ich gebe dem Mann mein Geld.
3 Ich sehe den Mann.

1 Er ist krank.
2 Ich gebe ihm mein Geld.
3 Ich sehe ihn.

Slide 12 - Tekstslide

Auftrag
Was?  Bekijk de tekst rechts.
Noteer: zijn de onderstreepte zinsdelen Nominativ, Dativ of Akkusativ?
Mit wem? zu zweit
Mithilfe: je naamvallenschema
                       Ergebnis? 


Ich bin vor einem Monat (m) in diese Stadt gezogen, um zu studieren.

Ich wohne zusammen mit drei anderen Mädchen (mv) in einer Wohngemeinschaft. Unsere Wohnung (v) ist nicht weit von der Universität (v) entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn (v) fahren.
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Ich bin vor einem Monat in diese Stadt gezogen, um zu studieren. Ich wohne zusammen mit drei mit drei anderen Mädchen in einer Wohngemeinschaft. Unsere Wohnung ist nicht weit von der Universität entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn fahren.
- vor einem Monat: Dativ - vaste uitdrukking (een maand geleden)

- drei anderen Mädchen: Dativ (voorzetsel mit)
- Unsere Wohnung: Nominativ
- der Universität: Dativ (voorzetsel mit)
- der U-Bahn fahren: Dativ (voorzetsel mit)

Slide 14 - Tekstslide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 15 - Quizvraag

Mache Aufgabe 19 (K4)

Wie? Alleine
oder zu zweit
Wo? Im Buch oder online
Hilfsmittel: Grammatik E
Wie lange? 5 Minuten
Ergebnis: >70%
Oder:
Ga aan de slag met de taaltaak.

Eerst:

Zorgvuldig lezen?
Vragen?

Slide 16 - Tekstslide

die Hausaufgaben
Gemacht
- Die Aufgaben 7 und 9 zu B Wortschatz

Gelernt
- Lernliste N-D bis zu ‘reserveren’
- Lernliste D-N Teil A, C, D








































An die Arbeit!

Slide 17 - Tekstslide