Financiële Bedrijfsvoering H8 - Groei, overname en waardering - les 2

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: overview
10 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen
45 minuten: uitleg 8.3
10 minuten: pauze
50 minuten: aan de slag

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: overview
10 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen
45 minuten: uitleg 8.3
10 minuten: pauze
50 minuten: aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijkopdracht
  • Zie pagina 3, 13, 14 en 16 van de studiehandleiding
  • Inleveren: MAANDAG 12 JANUARI VOOR 12:00
  • In duo's

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén logisch voordeel van groei voor een onderneming?
A
Mogelijkheid om taken beter te verdelen
B
Meer kans op schaalvoordelen (lagere kosten per product)
C
Altijd minder risico voor de eigenaren
D
Sterkere positie tegenover concurrenten en leveranciers

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Groei kan juist óók meer risico geven (grotere leningen, grotere vaste kosten). De andere opties komen rechtstreeks uit de tekst over voordelen van groei.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom leidt snelle groei vaak tot een extra behoefte aan financiering?
A
Omdat de winst automatisch daalt als je groeit
B
Omdat je meer moet investeren in voorraden, mensen en middelen
C
Omdat klanten altijd later gaan betalen als je groter wordt
D
Omdat je geen eigen geld meer mág gebruiken bij groei

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Groei vraagt om extra investeringen (voorraden, panden, machines, personeel). Dat geld moet ergens vandaan komen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat beschrijft boekwaarde het beste?
A
De prijs waarvoor je de winkel vandaag op Funda verkoopt
B
De historische aanschafprijs minus afschrijvingen volgens de balans
C
De contante waarde van alle toekomstige winsten
D
De waarde die de ondernemer zelf in zijn hoofd heeft

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke situatie past actuele waarde beter dan boekwaarde?
A
Je wilt weten wat de grond zou opleveren als je die nu verkoopt
B
Je wilt weten wat de grond 20 jaar geleden heeft gekost
C
Je wilt weten hoeveel winst Fenter over 5 jaar maakt
D
Je wilt weten welke btw er over de grond betaald is

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overnameprijs van een bedrijf zou altijd gelijk moeten zijn aan de theoretische marktwaarde.
Eens
Oneens

Slide 10 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische marktwaarde 
wat verdient dit bedrijf in de toekomst?
Bij theoretische marktwaarde kijk je niet alleen naar wat er staat, maar naar wat het bedrijf kan opleveren

Uitgangspunt:
  • verwachte bedrijfsresultaten (EBIT) in komende jaren
  • terugrekenen naar één contant bedrag nu

Hoe hoger de verwachte resultaten en hoe lager het risico →
hoe hoger de theoretische marktwaarde

Hierbij speelt ook de rendementseis:
beleggers willen een bepaald % rendement op hun investering

(zie voorbeeld op pagina 316)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
De student leert om:

- de verschillende wijzes van ondernemingsgroei te onderscheiden
- kritisch te kijken naar de waardering van activa op de Balans.
- zicht te krijgen op overnames en bedrijfswaardering

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intrinsieke waarde = boekwaarde

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van waarde naar prijs
In 8.2 heb je gezien:
  • boekwaarde
  • actuele waarde
  • theoretische marktwaarde

In de praktijk gebruiken kopers/verkopers vaak snellere manieren

Hoofdstuk 8.3 laat zien:
  • 8.3.1: hoe men in de praktijk een vermenigvuldigingsfactor gebruikt
  • 8.3.2: waarom je daarmee moet oppassen

Slide 16 - Tekstslide

Leg expliciet de brug: “Tot nu toe keken we vooral naar cijfers. In 8.3 komt het menselijk gedoe erbij: belangen, macht, onderhandeling.” Laat 1 student benoemen: “Wanneer heb jij voor het laatst onderhandeld over een prijs (Marktplaats / kamer / baan)?” en verbind dat aan waarde vs prijs.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigingsfactor: snelle waardering uit de praktijk
In de praktijk hoor je vaak dingen als:
  • “Dit soort bedrijven gaat voor x keer de jaarwinst”
  • “In deze branche betaal je ongeveer x keer de omzet”

De vermenigvuldigingsfactor is dan: een getal (bijv. 3, 4, 5)

vermenigvuldigd met een basismaatstaf, zoals:
  • genormaliseerde jaarwinst
  • omzet
  • bedrijfsresultaat (EBIT)

Uitkomst: een snelle indicatie van de waarde van de onderneming.

Slide 18 - Tekstslide

Verwijs hier letterlijk naar de tekst in 8.3.1: daar wordt uitgelegd dat in de MKB-praktijk vaak met dit soort factoren wordt gewerkt, gebaseerd op ervaringen en transacties in de branche.
In paragraaf 8.3 wordt de vermenigvuldigingsfactor gebruikt als snelle waarderingsmethode.
Waaruit bestaat die factor in de praktijk?
A
Een getal dat je vermenigvuldigt met een maatstaf zoals winst of omzet
B
Een percentage dat je over de voorraad rekent
C
Het verschil tussen boekwaarde en actuele waarde
D
Het rentepercentage dat de bank hanteert

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt die vermenigvuldigingsfactor vandaan?
Deze factoren komen vaak uit:
  • ervaringen van adviseurs en makelaars
  • eerdere transacties in dezelfde branche
  • publicaties / overnamebarometers / branchecijfers

Belangrijk:
  • factor is gebaseerd op “gemiddelde” bedrijven in een branche
  • specifieke situatie van één bedrijf kan positief of negatief afwijken

Een hogere factor betekent meestal:
  • meer vertrouwen in toekomstige winst
  • of een branche met relatief laag risico

Slide 20 - Tekstslide

Maak hier de koppeling met de waarderingsmethoden uit 8.2: de factor is eigenlijk een praktische vertaling van “verwachte toekomstige resultaten” naar één simpel getal.
In paragraaf 8.3.1 staat dat vermenigvuldigingsfactoren vaak ontstaan uit ervaring in de branche.

Noem twee dingen die volgens jou kunnen verklaren waarom de factor in de ene branche hoger is dan in de andere branche.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke goede antwoorden
Stabielere vraag / minder risico → hogere factor

Sterke groeiverwachting → hogere factor

Hoge faillissementskans in branche → lagere factor

Sterke concurrentie → lagere factor, etc.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigingsfactor: handig, maar niet compleet
Voordelen:
  • snel en eenvoudig in gebruik
  • sluit aan bij “wat gebruikelijk is” in de branche
  • handig als eerste schatting of om te kijken of men in elkaars buurt zit

Nadelen:
  • past een gemiddelde factor toe op een niet-gemiddeld bedrijf
  • houdt weinig rekening met:
  • kwaliteit van management en personeel
  • locatie, concurrentie, reputatie
  • risico’s en toekomstige ontwikkelingen
  • kan daardoor gemakkelijk te hoog of te laag uitkomen

Slide 23 - Tekstslide

Laat studenten bedenken: “Noem een situatie waarin een ‘standaardfactor’ het bedrijf veel te rooskleurig maakt – of juist te somber.”
Een waarschuwing: 
pas op met mooie modellen
schijnzekerheid:
  • een vermenigvuldigingsfactor oogt heel professioneel
  • maar de uitkomst is gevoelig voor aannames

Waar moet je voor oppassen?
  • factoren overnemen zonder te kijken of het bedrijf echt vergelijkbaar is
  • modellen gebruiken zonder de aannames te begrijpen
  • één uitkomst zien als “dé waarheid”

Belangrijkste boodschap:
waarderen is geen exacte wetenschap; het blijft een inschatting.

Slide 24 - Tekstslide

Verwijs hier echt naar 8.3.2: daar staat dat de uitkomst van theoretische modellen en praktijkfactoren altijd afhankelijk is van veronderstellingen, en dat men moet oppassen met “wetenschappelijk ogende” zekerheden.
Welke uitspraak past het best bij de rol van deskundigen bij een overname?
A
Zolang je één goede expert hebt, hoef je zelf niet meer na te denken
B
Experts kunnen je helpen, maar hun uitkomsten hangen af van aannames en belangen
C
Alle experts komen altijd op dezelfde waarde uit
D
Experts bepalen uiteindelijk de prijs

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10 minuten pauze
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? Ga aan de slag met je praktische opdracht
Hoe? Lees de praktische opdracht, Bel bedrijven, stel interviewvragen op, maak het skelet van je verslag
Hulp? Je medestudenten en docent
Tijd? Tot de timer op 0 staat 
Uitkomst? Inzicht in eisen voor een kredietaanvraag
Klaar? Lees verder in H9

timer
50:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
Hoofdstuk 9
Financiering in het MKB

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies