Les 15 12 December 2025

Les 15 12 December 2025
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 15 12 December 2025

Slide 1 - Tekstslide

L15 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het met huiswerk?

2. herhalen cursus 7 spelling §1 
3. Intro cursus 7 spelling §2 Bijvoeglijk Naamwoord (blz 246). 

4. Cursus 7 spelling §3 Meervoud (blz 248)

6. Huiswerk voor na de vakantie

Slide 2 - Tekstslide

Nog even over hoofdletters

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletter
- Altijd aan het begin van een zin. 

- Bij namen:  Lin d’Hondt, Noordzee, Sahara, de Kilimanjaro, Tesco, Jupiter, Mars.  

Bij achternamen met een tussenvoegsel (zoals 'de' of 'van der') krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter als de voornaam erbij staat, maar WEL als de voornaam er niet bij staat: 'Van der Zee'. 
Let op: Uitzondering! aarde,  maan, zon (maar alleen in niet-wetenschappelijk taalgebruik)


Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter
- Géén hoofdletter bij dagen (maandag) en maanden (januari), in het Engels wel (Monday, January).

- Ook geen hoofdletter bij seizoenen (winter, zomer) en windstreken (noord, zuid), net als in het Engels. 

Nb. behalve als het deel is van een aardrijkskundige naam: Noord-Amerika, North Carolina.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Aziatische keuken
Bossche bol
Chileense wijn
Delfts blauwe vazen
Parmezaanse kaas 
Spaanse griep
Turkse koffie

Slide 6 - Tekstslide

Aardrijkskundige naam wordt ‘gewoon’ woord

Soms is de verwijzing naar een plaats 'verwaterd' in gedachte. We willen niet meer verwijzen naar Hamburg, als we het over een hamburger hebben. We gebruiken het woord gewoon als soortnaam. 

Zie ook bv. cognac, plakje gouda,  stukje parmezaan, amsterdammertje (paaltje).  Maar wel: Goudse kaas, Parmezaanse kaas. 

Het is nog wel: Parmezaanse kaas, Goudse kaas. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Moeten (volgens de regels) alle zinnen beginnen met een hoofdletter?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Welke woorden zouden met een hoofdletter moeten?
A
een plakje edammer
B
de matterhorn
C
de maan
D
de planeet mars

Slide 15 - Quizvraag

Waar moeten in de deze zin de komma's staan: "Zeg jongen zou je dat nou wel doen?"
A
Zeg jongen, zou je dat nou wel doen?
B
Zeg, jongen zou je dat, nou wel doen?
C
Zeg jongen zou je dat, nou wel doen?
D
Zeg, jongen, zou je dat nou wel doen?

Slide 16 - Quizvraag

In welke onderstaande zinnen zou een komma moeten?
A
We gingen weg omdat Erik nog voetbal wilde kijken.
B
Ik wist heel goed dat hij me zou vinden.
C
We went home because Eric wanted to watch football.
D
I knew very well that he would find me.

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel komma's moeten er in deze zin? "Ik ga naar Rome Napels Venetië of Rimini."
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel komma's moeten er staan in deze zin: "de vriendelijke rijke oude man loopt langs"
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 19 - Quizvraag

Cursus 7 spelling §1, §2, §3
§1 Hoofdletters en leestekens
§2 Bijvoeglijk naamwoord: 
§3 Meervouden

Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het spannende boek.
  • Het kussende paar
  • Het schitterende boek
  • Het kartonnen bakje

Slide 21 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat soms ook achter het zelfstandig naamwoord

  • de schitterende film
  • de film is schitterend


  • Dagobert Duck is heel beroemd

Slide 22 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.


Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje
  • maar: het nylon tasje


Slide 23 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De normaalste zaak van de wereld
A
de
B
normaalste
C
zaak
D
wereld

Slide 24 - Quizvraag

De bijvoeglijke naamwoorden:

De spectaculaire wedstrijd zorgde voor grote vreugde bij de enthousiaste fans
A
spectaculaire, enthousiaste
B
spectaculaire, grote
C
spectaculaire, enthousiaste, grote
D
spectaculaire, grote, fans

Slide 25 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden:

Dat arme meisje heeft een gebroken hart

Slide 26 - Open vraag

Bijvoeglijke naamwoorden:

Mijn lieve moeder had gouden oorbellen in haar nylon tas gestopt

Slide 27 - Open vraag

De regel is: zo kort mogelijk. Waarom schrijven we 'opgezette' en niet 'opgezete'?

Slide 28 - Open vraag

Welke meervoudsuitgangen ken je nog van groep 8?
Noteer er 1 en geef een voorbeeld

Slide 29 - Woordweb

Meervoud op: -en, -s of -eren
  •  verdubbel de laatste letter:                zak - zakken,       bal - ballen
nb. Bij een korte klinker waarop een klemtoon ligt. Niet bij bv. dreumesen

  • laat een a, e, o, of u weg:                       aap - apen, uur - uren 
  • voeg -eren toe :                                         kind - kinderen                                                                                                                             blad - bladeren (van bomen)
  • voeg een -s toe:                                        appels, klamboes

 

Slide 30 - Tekstslide

Woorden die eindigen op of s moeten soms de laatste letter in het meervoud veranderen in -v of z

brief - brieven                                     staaf -staven
Maar.....fotograaf blijft fotografen

grens - grenzen                                saus - sauzen
Maar......wens blijft wensen, kans blijft kansen en kaars blijft kaarsen

Slide 31 - Tekstslide

Woorden op ee of ie
Als het enkelvoud eindigt op ee of op een ie zet je 
ën achter het enkelvoud:
MAAR: de klemtoon moet dan wel op de laatste lettergeep liggen.
knie - knieën             MAAR          porie - poriën
idee - ideeën             MAAR          bacterie  - bacteriën
slee - sleeën              MAAR          kolonie  - koloniën

Slide 32 - Tekstslide

Klemtoon?
- Lettergreep waar de nadruk op ligt.

- Spreek het woord voor jezelf uit op verschillende manieren.

klemtoon of klemtoon

Slide 33 - Tekstslide

Woorden de eindigen op:
o       u      i       a    y
schrijf een apostrof + s: 


               
oma  - oma' s                       maar:  douche  - douches
radio - radio' s                                   spray - sprays
ski - ski' s                                             Let dus op de uitspraak!!!!!
menu - menu' s
baby - baby' s                                    omas of oma's
                                                                 kiwis of kiwi's

                    

Slide 34 - Tekstslide

meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën
C
ideëen

Slide 35 - Quizvraag

meervoud van categorie
A
categorieën
B
categoriën
C
categories

Slide 36 - Quizvraag

meervoud van kalf
A
kalfen
B
kalven
C
kalveren
D
heeft geen meervoud

Slide 37 - Quizvraag

meervoud van ski
A
skies
B
skis
C
ski's

Slide 38 - Quizvraag

Huiswerk voor komende week:
  • Heb je je petitie al ingeleverd? 
  • Cursus 7 Spelling §2 Bijvoeglijk naamwoord  Lees zelf de theorie over het bijv. naamwoord. Maak opdracht 1, 2, en 4.     
  • Cursus 7 Spelling §3 Meervoud: opdracht 1, 2 en 3. 

Slide 39 - Tekstslide