werkwoorden met vast voorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

werkwoorden met vast voorzetsels

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich glaube ..... dich.

1. um
2. für
3. an
4. zu

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich warte..... dich.

1. vor
2. auf
3. an
4. zu

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich denke..... dich.

1. um
2. für
3. an
4. zu

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich interessiere mich ..... dich.

1. vor
2. für
3. an
4. zu

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich spreche ..... dir.

1. aus
2. bei
3. mit
4. für

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich achte ..... dich.

1. auf
2. zu
3. über
4. für

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich bedanke mich ..... dir

1. auf
2. zu
3. bei
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich ärgere mich ..... dich.

1. auf
2. zu
3. mit
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich bewerbe mich ..... den Job.

1. für
2. zu
3. um
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich bitte ..... Aufmerksamkeit.

1. für
2. zu
3. um
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich kümmere mich ..... das Geschenk.

1. für
2. zu
3. um
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich schicke die Mail ..... den Kunden.

1. an
2. auf
3. um
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich gebe mein Geld ..... Mode aus.

1. vor
2. auf
3. für
4. über

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?

Ich lade dich ..... dem Geburtstag ein.

1. vor
2. zu
3. nach
4. für

Welk voorzetsel heb je nodig in de zin?
Ich gratuliere dir ..... deinem Geburtstag.

1. vor
2. zu
3. nach
4. für

Wo.... glaubst du?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... wartest du?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... denkst du?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... interessierst du dich?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... achtest du?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... bedankst du dich?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... bewirbst du dich?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... bittest du?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... kümmerst du dich?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... gibst du dein Geld aus?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... lädst du den Freund ein?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)

Wo.... gratulierst du deinem Freund?
(vul het vraagwoord aan met een voorzetsel en schrijf dit volledig op)