Leren leren 3

 Leren leren les 3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeVerpleging en verzorging+2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Leren leren les 3

Slide 1 - Tekstslide

STELLINGEN 










Slide 2 - Tekstslide

Je leerstof blijven herlezen is nutteloos

A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 3 - Quizvraag



Als je leest heb je het idee dat je het herkent, maar er is een groot verschil tussen kennen en herkennen. 

Als je herhaalt dan is het belangrijk om actief te herhalen. 
Bijvoorbeeld door kernwoorden in de lesstof in je eigen woorden te vertellen. 









Slide 4 - Tekstslide


Jezelf vragen stellen en doorvragen is een goede studiemethode.
A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 5 - Quizvraag


​Jezelf vragen stellen is heel goed. Op die manier wordt je leerstof in je langetermijngeheugen opgeslagen als een netwerk. Hoe meer je dat netwerk activeert, hoe sterker je linken tussen verschillende begrippen. 
 









Slide 6 - Tekstslide


In de ochtend kan je het beste studeren.
A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 7 - Quizvraag


Iedereen heeft zijn beste moment van de dag. Er zijn 3 categorieen: 
1) je meest productieve uren
2) je minder productieve uren
3) je nutteloze uren

Weet jij deze van jezelf? 

 









Slide 8 - Tekstslide


Onder stress presteer je beter.
A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 9 - Quizvraag



Dat hangt af van het  stress niveau. 
Een aanvaardbare vorm van stress waarbij je adrenaline en cortisol hoger is verhoogt je focus. 
Maar als die stress té hoog is dan blokkeer je.  









Slide 10 - Tekstslide

Handgeschreven notities zijn beter dan getypte

A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 11 - Quizvraag



Onderzoek wijst uit dat opschrijven ervoor zorgt dat je meer verwerkt dan dat je op een laptop typt. 










Slide 12 - Tekstslide


Studeren met vrienden of medestudenten is goed
A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 13 - Quizvraag



 
Ja het is goed maar het is een individuele keuze. 
Het gevoel van saamhorigheid kan stimulerend zijn, de pauzes zijn leuker, je kan elkaar helpen. 
Voor de uitstellers is het handig omdat het een vorm van sociale controle is. 








Slide 14 - Tekstslide

Je neemt sneller informatie op als je jonger bent.

A
Feit = staan
B
Fabel= blijven zitten

Slide 15 - Quizvraag



Hoe jonger je bent, hoe vlotter je informatie kan opnemen en structureren in je brein.  









Slide 16 - Tekstslide

leerstijlen van KOLB, wat was dat ook alweer?

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Jullie verslag


1)Wat was jouw uitslag?
2) Zoek op internet kenmerken van jouw leerstijl; 
2a) Beschrijf in welke dat je je hierin herkent;  
2c) Geef voorbeelden waarin je dat meemaakt/hebt meegemaakt; 
3) In welke leerstijl herken je jezelf nog meer 
4) Welke leervoorkeuren horen bij jouw leerstijl? 
4a) Welke gebruik je al en welke ga je proberen? 









timer
5:00
Bespreek in tweetallen jullie opdracht

Slide 19 - Tekstslide

Wat is jouw leerstijl?
A
dromer
B
doener
C
denker
D
beslisser

Slide 20 - Quizvraag

Welke leervoorkeuren ga je proberen? 


 
4a) Welke gebruik je al en welke ga je proberen? 









Slide 21 - Tekstslide

Doener

​Practicum 
Stage
Aanleren van een praktisch specialisme (bijvoorbeeld lassen, typevaardigheid, injecteren)
Opdrachten met een onbekend/nieuw element
Opdrachten met spanning (ehbo, bhv) en beweging 
Opdrachten die competitief zijn, waarbij in groepjes bijvoorbeeld een praktische opdracht op tijd moet worden volbracht.
Creatieve opdrachten (collage, poster, lied)
Toneelspel/rollenspel
Presentaties
Quiz
Interviews
Enquêtes/Vragenlijsten afnemen
Bedrijfsbezoeken
Korte instructies
Groepsdiscussies
Brainstorming









Slide 22 - Tekstslide

Dromer

​ Overleg tussen docent en student of studenten onderling met als uitgangspunt de persoonlijke gevoelens en gedachten over een bepaald onderwerp of vraagstuk.
Brainstormen/Ideeëngeneratie
Mindmappen
Observeren/Waarnemen
Reflectie op waarneming
Fantaseren
Sensing/Feeling: gebruik de zintuigen om te ervaren/leren: Kijken, Luisteren, Voelen, Proeven, Ruiken.
Leren omgaan met de eigen intuïtie 
Rollenspellen
Creatieve werkwijzen stimuleren bijvoorbeeld ontwerpen, verhalen schrijven, collages maken, toneel, muziek.
Oefen met feedback geven/ontvangen
Zelfanalyse/Vragenlijsten/testen
Voldoende time-outs/pauzes om de dromer te laten reflecteren
Demonstraties 
Coaching
Persoonlijke verhalen vertellen
Verschillende meningen/perspectieven/visies laten zien
Aantrekkelijk en sfeervol lesmateriaal 








Slide 23 - Tekstslide

Denker

​Colleges bijwonen
Samenvatten 
Lezingen door experts bezoeken
Vragen stellen om het begrip te toetsen en om te verdiepen
Debatteren 
Vergelijken van visies en meningen 
Observeren
Onderzoeken 
Analyseren
Analytische modellen gebruiken en vergelijken
Bestudeertijd geven om iets te doorgronden
Tijd en mogelijkheden om de feiten/informatie te verzamelen 
Verbanden zoeken tussen verschillende theoriën, of tussen een bepaalde theorie en de praktijk
Structureren van uitgebreide informatie
Statistieken bijhouden
Tutorials over een bepaalde methodiek of theorie









Slide 24 - Tekstslide

Beslisser


Praktische vraagstukken oplossen met een bepaald theoretisch model 
Opdrachten maken die gericht op resultaat, met duidelijke doelstellingen.
Beslissingen maken als onderdeel van het leerproces 
Planningen maken (technisch, logistiek, financieel en dergelijke)
Praktische applicaties, simulaties bedenken en maken
Demonstraties van computers, machines en dergelijke bijwonen
Experimenteren en improviseren om zo tot een oplossing te komen voor een probleem
De toe te passen kennis/vaardigheden moeten wel theoretisch onderbouwd zijn.
Werkt graag met schema’s, checklists, stappenplannen.
Practicum uitvoeren
Luisteren naar praktijkverhalen 
Korte discussies voeren met een duidelijk doel









Slide 25 - Tekstslide

Module 8: botten, gewrichten en spieren



Bijvoorbeeld: 
1) ​Maak een collage over ( Canva of op papier) (DROMER)
2) Maak een Mindmap (Denker) 
3) Geef een korte demonstratie/ een les  (Beslisser) 
4) Maak een toets, Inclusief een antwoordmodel, (kahoot, PPT, vragenlijst) (DOENER) 

Groepjes: 



Alles wordt volgende les gepresenteerd. 
Volgorde: ...............................









Slide 26 - Tekstslide

Opdracht doener

Opdracht Ken je lichaam – spieren, botten en gewrichten in actie”
Doelstelling: · De student kan de belangrijkste botten, spieren en gewrichten benoemen.

· De student  kan de functie van deze structuren beschrijven.

· De student  toont dit door ze aan te wijzen op zichzelf of op een partner.

Werkwijze:
1. Werk in tweetallen of werk individueel voor de spiegel.
2. Geef ze een lijst met bijvoorbeeld 10 – 15 structuren (zie voorbeeldlijst hieronder).
3. Elke student  neemt beurtelings de ‘modelrol’ (die aanwijst) en de ‘bespreekrol’ (die benoemt en de functie uitlegt).
4. Bij elke structuur:
o wijs de structuur aan op het lichaam (of partner)
o benoem de naam (NL + eventueel Latijn)


5. Na afloop reflecteren ze kort: welke structuren vond je makkelijk? welke moeilijk? Welke functies zou je moeten onthouden voor je beroep?

6. Optioneel: laat ze de quiz op Anatomie Online maken ter controle of als huiswerk.​






Slide 27 - Tekstslide

Opdracht doener

o noem kort de functie (bijv. een spier: (specifieke) beweging maken en mogelijk antagonist of syngergist aanwijzen; een bot: steun/ bescherming/productie of opslag (pijpbeenderen of platte beenderen); een gewricht: beweging mogelijk maken en wat voor soort gewricht (rol/kogel/scharnier...)

5. Na afloop reflecteren: welke structuren vond je makkelijk? welke moeilijk? Welke functies zou je moeten onthouden voor je beroep?

CHECK JE ANTWOORDEN OP OP ANATOMIE ONLINE!​






Slide 28 - Tekstslide

Opdracht denker
Opdracht: Maak een bewegingsketen-analyse van één dagelijkse zorgactiviteit

Kies één handeling die je als verzorgende vaak uitvoert, bijvoorbeeld:
een cliënt helpen opstaan uit bed,
een cliënt laten lopen met een rollator,
een cliënt arm omhoog laten doen bij aankleden.    

FILM DE HANDELING EN maak daarna een schema met:
-Welke botten erbij betrokken zijn (bijv. bovenarmbeen, schouderblad, dijbeen)
Welke gewrichten hierbij bewegen (bijv. schoudergewricht, kniegewricht, heupgewricht)
Welke spiergroepen vooral actief zijn
(bijv. bovenbeenspieren, bilspieren, schouderspieren)

Korte uitleg waarom deze beweging zo werkt
(bijv. “Bij opstaan strekt de quadriceps de knie, terwijl de bilspieren de heup strekken.”)

Waarom dit past:
Denker-leerlingen krijgen structuur, logica en duidelijke theorie die ze stap voor stap kunnen analyseren.

Slide 29 - Tekstslide