2KT 3.2 - De bloedsomloop

Thema 3
3.2 De bloedsomloop
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
3.2 De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind jij dat biologie gaat voor jou op een schaal van 1 tot 10? (1 heel slecht, 10 super goed)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig om de stof beter te begrijpen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stukje herhaling 
3.1 Bloed

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de samenstelling van bloed?
A
Bloedplaatjes, hemoglobine, bloedplasma
B
Bloedplaatjes, rode en witte bloedcellen en bloedplasma
C
Eiwitten, bloedplasma en bloedcellen
D
Hemoglobine, rode en witte bloedcellen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

rode bloedcellen
bloedplaatje
bloedplasma
witte bloedcel

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen de rode bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Afweer van ziekteverwekkers
C
Bloed laten stollen
D
Zuurstof vervoeren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

45%
55%
Bloedcellen
Bloedplaatjes
Bloedplasma

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen witte bloedcellen?
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor een korstje op een wondje
C
doen niks
D
maken ziekteverwekkers/ bacterien onschadelijk

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bloedplasma
rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen de bloedplaatjes?
A
Helpen bij de bloedstolling
B
Zorgen ervoor dat je bloed zuurstof kan vervoeren
C
Vervoeren bepaalde vetten
D
Bloedplaatjes zijn onnodig

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3
3.2 De bloedsomloop

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies. 
  2. Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  3. Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel wordt gevormd door het hart en de bloedvaten. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel

Orgaanstelsel: bloedvatenstelsel

Organen: hart en alle bloedvaten


Taak: vervoeren van zuurstof, afvalstoffen en voedingsstoffen naar alle delen van je lichaam.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 1
Je kunt de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden 
en de functie van elke bloedsomloop.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloedsomloop
De weg hoe het bloed door het lichaam stroomt.
  

2 bloedsomlopen:
- Kleine bloedsomloop
- Grote bloedsomloop

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De grote en kleine bloedsomloop
  • kleine bloedsomloop:
       hart ➡️ longen ➡️ hart

  • Grote bloedsomloop:
        hart ➡️ overige organen ➡️ hart

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van elke bloedsomloop
Kleine bloedsomloop:
  • CO2 afvoeren
  • Zuurstof opnemen

Grote bloedsomloop:
  • Voedingsstoffen en zuurstof aan organen geven.
  • Afvalstoffen afvoeren.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 2
Je kunt drie typen bloedvaten noemen 
en hun kenmerken
en hun functies.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende bloedvaten

Er zijn 3 typen bloedvat:
  1. Slagader
  2. Ader
  3. Haarvat

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders
  • Hart pompt bloed met veel kracht in de slagader
  • Hoge druk in de slagader
  • Bloed stroomt snel
  • Dikke, gespierde wand
  • Vervoert bloed naar organen
  • Is meestal zuurstofrijk (wel een uitzondering?)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aders
- Vervoeren het bloed naar het hart toe.
- Het bloed bevat veel CO2
- De bloeddruk is laag
- De wanden zijn dun
- De aders liggen oppervlakkig
- Bevatten kleppen
Aderkleppen zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Haarvaten
In de organen zitten de kleinste vertakkingen: de haarvaten.
De wand van een haarvat is 1 cellaag dik.
In de haarvaten (dus in de organen) vindt de 
uitwisseling van stoffen plaats. Dit kan door 
die dunne wand van het haarvat.

De bloeddruk in een haarvat is heel laag.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 3
Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving bloedvaten:
Naam orgaan = naam bloedvat
Bijvoorbeeld: leverslagader of leverader

Uitzonderingen:
- Aorta (lichaamsslagader)
- Holle aders
- Poortader (van dunne darm naar lever)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kleine bloedsomloop zorgt voor..
A
Opname O2 naar bloed en afgifte CO2 aan longblaasjes
B
Opname CO2 naar bloed en afgifte O2 aan longblaasjes
C
Afname koolstofdioxide in longblaasjes
D
Afname zuurstof in bloe

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is de bloeddruk het hoogst?
A
Haarvaten
B
Aders
C
Slagaders

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de aders stroomt het bloed meestal..
A
vanaf het hart
B
naar het hart

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de uitzondering? Vragen aan de leerling...
Longader en longslagader. 
Welke bloedvaten hebben kleppen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk dat haarvaten dun zijn?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het bloedvat dat bloed naar de darmen vervoerd?
A
Darmader
B
Darmslagader
C
Darmvat
D
Hartslagader

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het bloedvat dat bloed vanaf de longen naar het hart vervoerd?
A
Longader
B
Longslagader
C
Longblaasje
D
Hartader

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het bloedvat dat bloed naar de lever vervoerd?
A
Leverslagader
B
Leverader
C
Darmader
D
Poortader

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
- Je kunt de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk:
Lezen BS 2 De bloedsomloop 
en maken opdrachten: 1, 2, 3, 5, 6

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies