Een natuurkundige berekening maken

A 3 natuurkunde
Een natuurkundige berekening maken
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

A 3 natuurkunde
Een natuurkundige berekening maken
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling

Slide 1 - Tekstslide

Starter for ten, maak de vraag in je schrift.
(Herhaling)
timer
1:00
denken
Werk stil
Werk zelfstandig
Noteer de vraag in je schrift.
Noteer het antwoord in je schrift.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen, wat gaan we doen.
  • Het effect van een kracht
  • De definitie van een kracht
  • Het symbool voor een kracht, de eenheid
  • Verschillende soorten krachten
  • Meten van een kracht

Slide 3 - Tekstslide

Het effect van een kracht
Hoe zou je de kracht tekenen?
  • richting
  • aangrijpingspunt
  • lengte van de pijl

de kracht van 400 N waarmee Jaap-Jan aan het touw trekt (1 cm = 100 N)

Slide 4 - Tekstslide

Het effect van een kracht
Hoe zou je de kracht tekenen?
  • richting
  • aangrijpingspunt
  • lengte van de pijl

de kracht van 450 N waarmee Manons voet op de balk drukt (1 cm = 100 N)

Slide 5 - Tekstslide

Het effect van een kracht
Hoe zou je de kracht tekenen?
  • richting
  • aangrijpingspunt
  • lengte van de pijl

de kracht van 500 N waarmee de aarde aan Marjolein trekt (1 cm = 100 N)
  1. Hoe heet de kracht?
  2. Hoe groot is het gewicht?

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met de zwaartekracht
De zwaartekracht waarmee de aarde aan Marjolein trekt is 500 N
Bereken de massa.

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met de zwaartekracht
Stap 1 is de formule.

maar je moet niet de zwaartekracht uitrekenen maar de massa.
Je moet de formule ombouwen, daarvoor zijn 4 maniertjes (truckjes)
  1. Een voorbeeld met een makkelijke som.
  2. De rekendriehoek
  3. Wiskunde (balans methode)
  4. een rekentruck
Fz=mg

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met de zwaartekracht
Stap 2
opschrijven wat de vraag is:
m = ?

Opschrijven wat de gegevens zijn:
Fz = 500 N
g = 9,8 m/s2
Fz=mg
leer uit het hoofd!
g op aarde is 9,8 m/s2

Slide 9 - Tekstslide

Rekenen met de zwaartekracht
Stap 3 
invullen van de gegevens in de formule.



dus 
Fz=mg
500=m9,8
m=9,8500

Slide 10 - Tekstslide

Rekenen met de zwaartekracht
Stap 4 
opschrijven van antwoordzin.
m = 51 kg


 
Fz=mg

Slide 11 - Tekstslide

Dat ziet er zo uit
vraag:
m = ?
Gegevens:
Fz = 500 N
g = 9,8 m/s2
.

dus

m = 51 kg
Fz=mg
500=m9,8
m=9,8500

Slide 12 - Tekstslide

krachtenschaal
In de figuur is de kracht getekend die Sophie met haar hand op de muur uitoefent. De pijl heeft een lengte van 2,3 cm.

  1. Welke krachtenschaal heeft de tekenaar gebruikt als de kracht op de muur 76 N is?

Slide 13 - Tekstslide

krachtenschaal
Sophie heeft een massa van 30 kg. 
  1. Hoe lang is de pijl die je tekent die zwaartekracht op Sophie voorstelt, met dezelfde krachtenschaal die je net berekend hebt.

De krachtenschaal was:
1 cm = 33 N
Je moet eerst de zwaartekracht uitrekenen met de formule: Fz = m . g

Slide 14 - Tekstslide

Dat ziet er zo uit
vraag:
Fz = ?
Gegevens:
m = 30 kg
g = 9,8 m/s2
.



Fz = 294 N

lengte van de pijl = 294 : 33 = 8,9 cm
pijl begint in het midden van Sophie (zwaartepunt)
Pijl is naar beneden gericht
Fz=mg
Fz=309,8

Slide 15 - Tekstslide

Vragen over druk
Leg de volgende situaties uit en gebruik daarbij het woord 'druk':

  1. Grote koffers hebben altijd een breed handvat.
  2. Een bijl wordt geslepen als hij stomp is geworden.
  3. Op een bouwplaats legt men vaak betonplaten op de toegangsweg.
  4. Een punaise heeft een scherpe punt en een dikke platte kant.
  5. Je mag niet met naaldhakken over een parketvloer lopen.


Slide 16 - Tekstslide

Vragen over druk
Een baksteen met een gewicht van 20 N heeft een lengte van 20 cm, een breedte van 10 cm en een hoogte van 5,0 cm. Hij ligt op een zachte ondergrond.
  1. Op welk vlak moet je de baksteen leggen voor de kleinste druk?
  2. Bereken deze druk 

Slide 17 - Tekstslide

Natuurkundige berekening (kleine stapjes maken)
Iemand is door het ijs gezakt. Petra (60 kg) wil de drenkeling redden. Zij kan naar het wak lopen, of ernaartoe 'schuiven' terwijl ze plat op het ijs ligt. De oppervlakte van haar schoenzool is 150 cm2. Als ze plat op de grond ligt, is het contactoppervlak 3000 cm2 groot. Het ijs kan een druk weerstaan van maximaal 5000 Pa.

Ga met een berekening na of Petra door het ijs zakt als ze er op staat.

Samen doen op het bord

Slide 18 - Tekstslide

Ga nu verder werken aan: lezen paragraaf 1.2

Slide 19 - Tekstslide