TKB2- 5.13 zin/alineaverbanden: middel-doel, oorzaak-gevolg, uitspraak-vergelijking, uitspraak-reden

Wat gaan we vandaag doen?

Bespreken gemaakte werk/vragen stellen
Terugblik
Uitleg: alineaverbanden-verbindingsmanieren
Zelf aan de slag
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?

Bespreken gemaakte werk/vragen stellen
Terugblik
Uitleg: alineaverbanden-verbindingsmanieren
Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Alineaverbanden-verbindingsmanieren

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?

  • Blok .. : blz. ...  drie zins- en alineaverbanden (verbindingsmanieren)
  • Welke drie alineaverbanden ken je tot nu toe?

                 Uitspraak - ...
                 Uitspraak - ...
                 Uitspraak - ...



Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?

  • Blok 3: blz. 143 - 3 zins- en alineaverbanden (verbindingsmanieren)
  • Welke drie alineaverbanden ken je tot nu toe?

             Uitspraak - opsomming
             Uitspraak - tegenstelling
             Uitspraak - voorbeeld



Slide 4 - Tekstslide

Begrippen lezen/tekstbegrip:
  • Alineaverbanden - verbindingsmanierenAlineaverbanden en verbingsmanieren zorgen voor een logische volgorde en geven structuur aan een tekst.  
     Er zijn vier manieren waarop dat verband kan worden aangegeven:
  • - het gebruik van signaalwoorden
    - herhaling
    - overgangszinnen met een verwijzing
    - aankondigende zinnen
  • blok 4 blz. 187

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

4 nieuwe alineaverbanden

  1. middel-doel
  2. oorzaak-gevolg
  3. uitspraak-vergelijking
  4. uitspraak-reden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 13 - Quizvraag

'zo' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 14 - Quizvraag

Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 15 - Quizvraag

OOK

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Tegenstelling

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor uitspraak-voorbeeld?
A
maar
B
en
C
echter
D
denk aan

Slide 17 - Quizvraag

Zelf aan de slag
blok 5.13 m. opdr. 4, 5 en 6
lr. theorie 5.13 - 4 alineaverbanden
klaar: nakijken, verbeteren, vragen stellen, 
st. wijzer af laten tekenen

Klaar: keuzewerk (verantwoordelijkheid)
             anderen in rust door laten werken (respect)

Slide 18 - Tekstslide