observeren: verschillende methoden

Schooldoelen
Je legt uit welke bronnen verzameld kunnen worden om een begeleidingsplan op te stellen. Je legt ook uit wat de functies van observeren zijn en wat de valkuilen daarbij zijn. 

Je werkt twee verslagen uit van momenten waarin je leerlingen tijdens een leeractiviteit hebt geobserveerd. Dit doe je uitgebreid, feitelijk en objectief.
Dit doel werkt iedereen uit het leerteam uit!

Je legt daarbij uit welke observatiemethode je hebt toegepast. In de verslagen is terug te lezen: de algemene gegevens, de aanleiding, het observatiedoel en vraagstelling, het concrete gedrag, de observatie categorieën, de observatiemethode en de plaats en de tijd. 



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schooldoelen
Je legt uit welke bronnen verzameld kunnen worden om een begeleidingsplan op te stellen. Je legt ook uit wat de functies van observeren zijn en wat de valkuilen daarbij zijn. 

Je werkt twee verslagen uit van momenten waarin je leerlingen tijdens een leeractiviteit hebt geobserveerd. Dit doe je uitgebreid, feitelijk en objectief.
Dit doel werkt iedereen uit het leerteam uit!

Je legt daarbij uit welke observatiemethode je hebt toegepast. In de verslagen is terug te lezen: de algemene gegevens, de aanleiding, het observatiedoel en vraagstelling, het concrete gedrag, de observatie categorieën, de observatiemethode en de plaats en de tijd. 



Slide 1 - Tekstslide

Schooldoelen
Wat moet je doen? 
Je levert een begeleidingsplan/OPP in die op jouw stage wordt gebruikt. Je levert 2 observaties in die je hebt gedaan op stage. Maak dus foto’s van de observaties. Daarnaast lever je een verslag in bij beide observaties die de punten bevatten die hierboven beschreven staan.

Slide 2 - Tekstslide

Handelingsplan/begeleidingsplan/
OPP (= ontwikkelingsperspectief)

Als je signaleert dat de ontwikkeling van een kind stagneert (=vastloopt).

OA profielboek hfst. 9.10

Slide 3 - Tekstslide

Wat zegt de inspectie?
 


Scholen voor primair en voorgezet onderwijs moeten een opp opstellen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Als de ondersteuning onder de basisondersteuning valt dan hoeft er geen opp te worden opgesteld. Wat er onder basisondersteuning wordt verstaan is afgesproken binnen het samenwerkingsverband.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zegt de inspectie?
 


Wat moet er in het opp staan?
De verplichte onderdelen van het opp staan beschreven in de wet en zijn:
de verwachte uitstroombestemming van de leerling
de onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling (met in elk geval een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren)
een beschrijving van de te bieden ondersteuning en begeleiding en - indien aan de orde - de afwijkingen van het (reguliere) onderwijsprogramma.

Slide 5 - Tekstslide

Kijk naar het handelingsplan van jouw stage.
Welke onderdelen staan hierin?
Welke bronnen worden gebruikt om het plan te kunnen opstellen?


Slide 6 - Tekstslide

Waarnemen of observeren?
Waarnemen = onbewust         Observeren= bewust
Waarnemen= zonder doel            Observeren= doelgericht
                                                                Observeren=systematisch
                                                             Observeren= objectief


bron: basisboek hfst. 4

Slide 7 - Tekstslide

Wat is observeren?

- Vorm van waarnemen
- Kijken naar gedrag van een kind
- Observeren doe je objectief (zonder oordeel)
- Je trekt nog geen conclusies

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Waarom observeren?

Slide 10 - Tekstslide

Waarom observeren?
- Ontwikkeling van een kind volgen
- Zowel in het onderwijs als in de kinderopvang
- Je leert een kind nog beter kennen
- Weten waarom een kind zich op een bepaalde manier gedraagt.
- Informatie verzamelen om een kind goed te kunnen begeleiden



Slide 11 - Tekstslide

Soorten observatie
Open observatie : doel en situatie bekend, al het gedrag opschrijven wat je ziet.

Gesloten observatie : bekend welk gedrag  je gaat observeren bijvoorbeeld dmv turflijst



Slide 12 - Tekstslide

Observatiemethoden 
participerende observatie: zelf onderdeel van observatie
niet-participerende observatie: je bent toeschouwer

ongestructureerde observatie: geen regels over observatie en manier van opschrijven, geen plan of schema's .
gestructureerde observatie: vooraf opgestelde regels, schema's, lijsten, manier van opschrijven bekend.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe observeer je?
1. Wat is de reden van de observatie?
- Kind beter leren kennen/begrijpen
- Probleem onderzoeken
- Goed beeld krijgen van een situatie
2. Gegevens van een kind 
3. Doel: Met welk doel wil je observeren? Eén doel of vraag per observatie.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe observeer je?
4. Hoe ga je observeren: Welke methode? Welke middelen heb je nodig?
5. Observatiesituaties: situatie, tijd, plaats, datum
6. Resultaten: Met wie bespreek je de resultaten? Op welke manier? Wat ga je met de resultaten doen?


Slide 15 - Tekstslide

Opdracht:
We bekijken het filmpje 'Spelobservatie.'
Schrijf zoveel mogelijk op wat je in de video ziet.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Opdracht:
We bekijken het filmpje 'Spelobservatie.'
Schrijf zoveel mogelijk op wat je in de video ziet.

Kijk wat je hebt opgeschreven en onderstreep/arceer wat objectief is en wanneer je gedrag interpreteert.

Slide 18 - Tekstslide

Wat kan jou als observator beinvloeden?
  • eigen mening
  • emotionele betrokkenheid
  • Halo-effect (als je een lln. sympathiek vindt, kan dit invloed hebben)
  • Horn- effect (tegenovergesteld van Halo-effect)
  • vooroordeel
  • ervaring
 
  • projectie (je ziet eigenschappen van jezelf in een lln.)
  • eigen referentiekader
  • stemming
  • selectieve waarneming (je ziet wat je wil zien)
  • stereotypering
  • Hawthorne effect (als een kind weet dat het wordt geobserveerd , kan dat van invloed zijn op het gedrag)

Slide 19 - Tekstslide