Thema Voeding les 5 Voedsel conserveren MO43 P3 '22

Voedsel conserveren

thema 4
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Voedsel conserveren

thema 4

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Je kunt de kenmerken en functies noemen van zes groepen voedingsstoffen en van voedingsvezels.
Je kunt aangeven wat gezonde voeding is en wat de gezondheidsrisico's zijn van ongezonde of van te veel voeding.


Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van deze verschillende voedingstoffen? Sleep de functie naar de juiste voedinsstof.
Koolhydraten
Eiwitten
Vetten
Water en vezels
Brandstof voor het lichaam
Bouwstoffen voor het lichaam
Brandstof en bevat vitamines
verzadigd gevoel en vochtbalans

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is een essentieel aminozuur?
A
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
B
een aminozuur dat je lichaam niet zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
C
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding
D
een aminozuur dat je lichaam zelf niet aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding

Slide 4 - Quizvraag

glucose is een ...
A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit
D
voedingsvezel

Slide 5 - Quizvraag

* !

Slide 6 - Tekstslide

Oppervlakte en volume
Kinderen hebben 
een groter
oppervlak ten op-
zichte van hun 
volume dan 
volwassenen

Slide 7 - Tekstslide

Oppervlakte en volume

Slide 8 - Tekstslide

Oppervlakte en volume
Omdat bij kinderen het oppervlak relatief groot is koelen 
ze snel af.
Kinderen hebben daarom meer brandstof nodig.
Moedermelk bevat veel brandstoffen (lactose, vet).

Slide 9 - Tekstslide

Welvaartsziekten





Aderverkalking: Door te veel te vet met ongezonde cholesterol

Slide 10 - Tekstslide

Gebreksziekten
Vitamine B12 tekort kan problemen met je zenuwstelsel veroorzaken.

Eénzijdig voedingspatroon zorgt voor gebrek aan voedingsstoffen.
Bijv: Bloed armoede, IJzer(zouten) tekort



 

Slide 11 - Tekstslide

Eenzijdig voedingspatroon

Slide 12 - Tekstslide

Genoeg caloriën eten maar te weinig voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen is een voorbeeld van
A
Kwalitatieve ondervoeding
B
Kwantitatieve ondervoeding

Slide 13 - Quizvraag

Wat is je BMI?
A
je ideale gewicht
B
de verhouding tussen je lengte en je gewicht
C
je ideale lengte
D
je ideale buikomvang

Slide 14 - Quizvraag

diabetes mellitus type 2 (ouderdomssuikerziekte) is een ...
A
'gebreksziekte'
B
'welvaartsziekte'

Slide 15 - Quizvraag

Welk probleem hebben mensen met diabetes?
A
Te veel glucose in hun bloed
B
Te weinig glucose in hun bloed
C
Kunnen glucose niet goed opslaan
D
Kunnen glucose niet afbreken

Slide 16 - Quizvraag

leerdoelen
Je moet in een context factoren kunnen noemen die van invloed zijn op de kwaliteit van het voedsel. 
Je kent het begrip ADI (BINAS tabel 95A) en je kunt dit toepassen.
Je kent het begrip Additief (BINAS 95B) (ook de soorten additieven) en je kunt dit toepassen.
 

Slide 17 - Tekstslide

Welke manieren van
conserveren ken je?

Slide 18 - Woordweb

Conserveren is het langer houdbaar maken van verse producten
Dit doe je door de levensvoorwaarden van micro-organismen zo slecht mogelijk te maken

Slide 19 - Tekstslide

Conserveren
  • Temperatuur verlagen (koelkast en vriezer - invriezen)
  • Temperatuur verhogen  
  1. Pasteuriseren (tot 72 graden)
  2. steriliseren (tot 120 graden) 
  3. UHT-sterilisatie ( tot 135 graden)
  • Vacuüm verpakken
  • Gasverpakken
  • Additieven (zout,suiker of zuur)

Slide 20 - Tekstslide

 Lang verhitten op 100 graden C
Kort verhitten op 72 graden Celcius
Gebruik maken van zout,  azijn of suiker.
Lucht dicht, zonder zuurtof, verpakken
Bewaren onder -12 graden C
Zo veel mogelijk water er uit halen
Steriliseren 
Invriezen
Drogen
Vacuüm verpakken
Conserveren
Pasteuriseren

Slide 21 - Sleepvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 22 - Quizvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 23 - Quizvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Koelen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
Luchtdicht verpakken

Slide 24 - Quizvraag

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 25 - Quizvraag

welke manier van conserveren zie je hier?
A
Geen
B
Luchtdicht verpakken
C
Gasverpakken
D
Met conserveermiddelen

Slide 26 - Quizvraag

additieven
Toegevoegde stoffen om voedingsmiddelen langer houdbaar óf aantrekkelijker te maken.

- natuurlijke additieven 
- kunstmatig additieven
Additieven worden aan voedingsmiddelen toegevoegd om eigenschappen van voedingsmiddelen te verbeteren.

Slide 27 - Tekstslide

Additieven
Kleurstoffen: voedingsmiddelen zien er mooier uit.
Emulgatoren: water en vetten kunnen worden samengevoegd (frietsaus)
Antioxidanten: beschermen voedingsmidellen tegen aantasting door zuurstof.
Smaakversterkers: kruiden en kunstmatige smaakversterkers (ve-tsin)

Slide 28 - Tekstslide

ADI waarde
ADI-waarde: aanvaardbare dagelijkse inname

  • Uitgedrukt in mg/kg lichaamsgewicht.

Slide 29 - Tekstslide

E951 Aspartaam
Kunstmatige zoetstof die ongeveer 200 maal zoeter is dan suiker 
 ADI = 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag
In een blikje coca cola light zit 192 mg aspertaam.

Slide 30 - Tekstslide

additieven  = E-nummers
Binas tabel 82B        E300 (82 A Vitamine C)

Stoffen in voedsel met een bepaalde functie.

Conserveermiddel, kleurstof, geurstof, stabilisator, emulgator

ADI-waarde = aanvaardbare dagelijkse inname



Slide 31 - Tekstslide

Additieven hebben bijna altijd een E-nummer. Is een E-nummer ongezond?
A
Ja, je moet deze nooit eten
B
Nee, ze zijn altijd ongevaarlijk
C
Nee, mits je beneden de ADI-waarde blijft
D
Ja, veel E-nummers zijn ongezond

Slide 32 - Quizvraag

Niet door elkaar halen!
ADI = Aanvaardbare Dagelijkse Inname
Voor stoffen die je niet nodig hebt (additieven) of zelfs schadelijk zijn voor je (contaminanten).

ADH = Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid
Voor stoffen die je juist wél moet binnen krijgen: voedingsstoffen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Voedselbederf
Door micro-organismen (bacteriën en schimmels).

Voedselvergiftiging: ziek worden door giftige stoffen gemaakt door micro-organismen. Buikpijn, braken, diarree.

Voedselinfectie: ziekmakende hoeveelheid micro-organismen binnenkrijgen. Darm raakt geprikkeld, aangetast of ontstoken.

Slide 35 - Tekstslide

Suiker in ons voedsel

Slide 36 - Tekstslide

Suiker - glucose
In de recentste gepubliceerde richtlijnen raadt de WHO om met suiker niet boven de 5% van de totale hoeveelheid calorieën per dag uit te komen, zo ongeveer 25 gram suiker per dag (1 gram suiker is ongeveer 16 kcal).

Een volwassen vrouw gemiddeld 2000 calorieën, een volwassen man gemiddeld 2500 calorieën per dag.

Slide 37 - Tekstslide

Dus gezonder ... maar wat?

Slide 38 - Tekstslide

Hoeveel suikerklontjes zitten er denk je in 1 glas cola?
A
1-2
B
3-4
C
5-6
D
7-8

Slide 39 - Quizvraag

In een glas vers geperste sinaasappelsap zit minder suiker dan in een glas cola.
A
onjuist
B
juist

Slide 40 - Quizvraag

Dat zet je aan het denken?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Maken: opdracht 13

Slide 43 - Tekstslide