Lesson Nine

Lesson starts at 11:40
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
SebMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lesson starts at 11:40

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide



  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Time for answers
  • New grammar



  • Let's get down to work (exercises)
  • Homework

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

iPad      workbook      binder          pen         airpods
                       A                              and pencil

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Time for answers
Exercise:
- (17), 35 page 100-111, Workbook A
- Extra exercise

Slide 8 - Tekstslide

Exercise 17 (page 100)
  1. that / dat
  2. that / die
  3. this / dit
  4. these / deze
  5. those / die
  6. this / deze
  7. these / deze
  8. those / die
  9. that / die
  10. these / deze

Slide 9 - Tekstslide

Exercise 35 (page 111)
  1. football cap
  2. spots
  3. Styleright 
  4. £14.50
  5. tall
  6. white
  7. are
  8. good-looking

Slide 10 - Tekstslide

Extra Exercise
  • Own answers

Slide 11 - Tekstslide

much
and
many

Slide 12 - Tekstslide

Much and many
Much en many betekenen allebij 'veel'.

Welke je gebruikt heeft te maken met of je het  wel of niet kunt tellen ervan.

Slide 13 - Tekstslide

Much and many
Much gebruik je als je veel van iets hebt, maar ...
  • ... je kunt het niet (precies) tellen 
  • ... je kunt er geen getal voor zetten
  • ... je kunt er geen meervoud van maken

  • Denk hierbij aan:
  • - vloeistoffen
  • - gassen
  • - poedertjes
  • - begrippen

Slide 14 - Tekstslide

Much and many
Many gebruik je als je veel van iets hebt en ...
  • ... je kunt het wel (precies) tellen 
  • ... je kunt er wel een getal voor zetten
  • ... je kunt er wel meervoud van maken



Slide 15 - Tekstslide


Was de uitleg duidelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll



   De opdrachten staan klaar in de                LessonUp app

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Lesson 4: Speaking

Read: Spots and stripes, page 110+111, Workbook A

Listen: Spots and stripes

Do: Exercise 35, page 111, Workbook A

      

Slide 19 - Tekstslide

Take a picture of your answers and upload it here.

Slide 20 - Open vraag

Vocabulary 3.4
 
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
advertise
adverteren
kid
grapjes maken
agree
het eens zijn
price tag
prijskaartje
bargain
koopje
receipt
bonnetje
cap
pet
repeat
herhalen
change
wisselgeld
sales assistant
verkoper, verkoopster
cost
kosten
size
maat
customer
klant
special offer
speciale aanbieding
good-looking
knap
spot
stip, puist
guy
kerel, vent
stripe
streep
ill
ziek
sunglasses
zonnebril
item
artikel
jumper, sweater
trui

Slide 21 - Tekstslide

Lesson 3: Listening & watching

Read: vocabulary 3.4, page 169, Workbook A

Exercise:
- Kies 7 woorden uit de lijst. 
- Geef van deze woorden een Engelse omschrijving 
- Leg dus in het Engels uit wat deze woorden betekenen    

Slide 22 - Tekstslide

Upload the picture of your list.

Slide 23 - Open vraag

much
and
many

Slide 24 - Tekstslide

Much and many
Much en many betekenen allebij 'veel'.

Welke je gebruikt heeft te maken met of je het  wel of niet kunt tellen ervan.

Slide 25 - Tekstslide

Much
Much gebruik je als je veel van iets hebt, maar ...
  • ... je kunt het niet (precies) tellen 
  • ... je kunt er geen getal voor zetten
  • ... je kunt er geen meervoud van maken

  • Denk hierbij aan:
  • - vloeistoffen
  • - gassen
  • - poedertjes
  • - begrippen

Slide 26 - Tekstslide

Many
Many gebruik je als je veel van iets hebt en ...
  • ... je kunt het wel (precies) tellen 
  • ... je kunt er wel een getal voor zetten
  • ... je kunt er wel meervoud van maken



Slide 27 - Tekstslide

MUCH
MANY
trainers
boots
salt
people
time
advice
children
water
sheep
money
cheese
homework

Slide 28 - Sleepvraag

Extra uitleg
Had je 3 of meer fouten bij de sleep oefening, kijk dan eens naar de extra uitleg op de volgende dia.

      

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Lesson 4: Speaking

Do: Exercise 37, page 113, Workbook A

      

Slide 31 - Tekstslide

Take a picture of your answers and upload it here.

Slide 32 - Open vraag

alphabet

Slide 33 - Tekstslide

New grammar: alphabet
Let op: 
De uitspraak van het Engelse alfabet is anders dan de uitspraak van het Nederlandse alfabet.

Sommige letters zijn daardoor verwarrend!

Slide 34 - Tekstslide

New grammar: alphabet
Klik op de letter voor de Engelse uitspraak:

A     B     C     D     E     F     G     H     I     J

K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T

U     V     W     X     Y     Z

Slide 35 - Tekstslide

New grammar: alphabet
Verwarrende letters:

Nederlands
Engelse uitspraak
A
EE
E
IE
I
AAI
H
EETSJ
W
DABBEL JUU
Y
WAAI

Slide 36 - Tekstslide

Write down the word you hear and translate to Dutch:
Example: earring - oorbel

Slide 37 - Open vraag

Write down the word you hear and translate to Dutch:
Example: earring - oorbel

Slide 38 - Open vraag

Write down the word you hear and translate to Dutch:
Example: earring - oorbel

Slide 39 - Open vraag

Write down the word you hear and translate to Dutch:
Example: earring - oorbel

Slide 40 - Open vraag

Write down the word you hear and translate to Dutch:
Example: earring - oorbel

Slide 41 - Open vraag

Lesson 4: Speaking
Read: Phrases Speaking, page 171, Workbook A

Do: Exercise 39, page 113, Workbook A

      

Slide 42 - Tekstslide

Who is matthew?
Hi Jason. What are you up to?
Do you like this sporty sweater?
Could you spell that for me, please?
What do you think of stripes?
What are you two doing?
I'm looking for a football cap for my sister.
I think I prefer spots.
We're trying on some clothes.
He's that tall guy in my class with black hair.
Yes  it's E-T-H-A-N.
No thanks! Way too many spots for me.

Slide 43 - Sleepvraag


- Steek je hand op in Teams

- Noteer het huiswerk

- Wacht in de chat tot de docent reageert


      

Slide 44 - Tekstslide

Study: 
  - Vocabulary 3.1+3.2, page 168, Workbook A
  - Vocabulary 3.3+3.4, page 169, Workbook A  
  - Phrases Writing, page 170, Workbook A
  - Phrases Writing, page 171, Workbook A
  - Grammar:
     - to be
     - present continuous
     - aanwijzende voornaamwoorden
     - bezittelijke voornaamwoorden
     - much and many
     - alphabet

Slide 45 - Tekstslide

Thanks for your attention

Slide 46 - Tekstslide