GC Mijn School les 2 present simple

Leerdoelen
  1. Na deze les weet je wat de present simple is
  2. Na deze les weet je hoe je de present simple moet maken
  3. Na deze les weet je wanneer je de present simple moet gebruiken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  1. Na deze les weet je wat de present simple is
  2. Na deze les weet je hoe je de present simple moet maken
  3. Na deze les weet je wanneer je de present simple moet gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de present simple?
Tegenwoordige tijd
Go, walk, swim, read, talk

I walk to school every Friday
He walks to school every Friday

Wat valt op aan bovenstaande zinnen? 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
Bij een bevestigende zin:

I, you, we, they - hele werkwoord
I play football

He/she/it - hele werkwoord + 's'
She plays football

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
Bij een ontkennende zin:

I, you, we, they do not (don't) 
I don't like coffee

He/she/it does not (doesn't)
He doesn't like coffee

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
Bij vragende zinnen 

I, you, we, they: 'do' aan het begin van de zin zetten.  
I go to school - Do I go to school?

He/she/it: 'does' aan het begin van de zin zetten.
He goes to school - Does he go to school?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de Present Simple? 
I work
Do I work?
I don't work
You work
Do you work?
You don't work
He/She/It works
Does he/she/it work?
He/She/It doesn't work
We work
Do we work?
We don't work
You work
Do you work?
You don't work
They work
Do they work?
They don't work
Hoe maak je de present simple? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de present simple?
1. Bij gewoontes/ regelmatigheden
I always walk to school/ Every tuesday I go to the gym

2. Bij feiten
London is the capital of England

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Always
Never
Often
Usually
Every
On monday´s
During the week

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul in de woorden op de stipjes in
... he ... (draw) well?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de regel van de present simple?
A
SHIT-regel
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord
D
Werkwoord + -ed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin staat in de present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He always walks to school.

Slide 13 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Welke zin staat in de present simple?
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin staat in de present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
I usually ... (go) to school.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
They .. (visit) us often.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
Tom ... (work) every day.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
She never ... (help) me with that!

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
They ... (not work) for us.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
She ... (not wash) the dishes every evening.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de goede vorm van het woord in
... you ... (watch) movies?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies