Vlot NL 31-3-2020

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Taalles 31-3-2020

Doel van de les

Grammatica: zinnen met imperfectum (verleden tijd)

Oefenen met tegenstellingen deel 1 en deel 2 op wrts.nl

--> oefen goed, want je krijgt hier later nog een toets over!

Grammatica

Instructie "te" of "om te"

Na de werkwoorden beginnen, beloven, hopen, proberen en vergeten komt vaak een tweede werkwoord. Voor dat werkwoord staat dat te. Te heeft in zo'n zin geen duidelijke betekenis.

Bijvoorbeeld:

Ik begin het te snappen.

Begin = het 1e werkwoord, snappen = het 2e werkwoord en daar moet te voor.

Probeert Esther vandaag de opdracht af te krijgen?

Instructie deel 2

Met zitten, lopen, liggen, staan en hangen + te + werkwoord kun je zeggen dat je iets aan het doen bent. 

Bijvoorbeeld:

Klaas zit te lezen.

Dit is hetzelfde als wat je gisteren geleerd hebt: Klaas is aan het lezen.

Dan gebruik je "zijn aan het + werkwoord"

Nog een aantal voorbeelden

Hans hoopt op vakantie te gaan.

--> Hier kan ik het niet veranderen door "zijn aan het + werkwoord".

Ik zit net te eten.

De kinderen lopen buiten te zingen.

Mijn vader ligt op de bank te slapen. 

--> Hier kan ik het wel veranderen door "zijn aan het + werkwoord".

Instructie deel 3

Te gebruik je soms samen met het woordje om.

Met om te kun je zeggen met welk doel je iets doet. 

Bijvoorbeeld:

Ik ga naar school om Nederlands te leren.

Emma loopt naar de pizzaria om pizza's te halen.

Te staat meestal aan het eind van de zin + een werkwoord.

Om en te staan vaak naast elkaar, soms staat er een woord/zinsdeel tussen.

Instructie deel 4

Je kunt met om te ook extra informatie geven over een bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoorbeeld:

Die stad is leuk om te bekijken.

Deze pen is niet fijn om mee te schrijven.

Je kunt met om te ook iets extra's zeggen over een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld:

Heeft u een tas om deze boodschappen in te doen?

Dit is een dag om nooit te vergeten.

Zelf oefenen

Je ziet elke keer een vraag staan. 

Jij moet antwoord geven op deze vraag. 

Je moet de woorden gebruiken die tussen de haakjes staan. 

Bijvoorbeeld:

Waarom rent Hans zo hard? (de bus - proberen - halen) 

= Hij probeert de bus te halen.

Voorbeeld:
Waar heb je zin in? (bed - gaan)
Welke zin is goed? Denk aan wat je geleerd hebt.

1. Ik heb zin om naar bed gaan.
2. Ik heb zin om naar bed te gaan.
3. Ik heb zin naar bed te gaan.
4. Ik wil graag naar mijn bed toe gaan.

Wat ben je vergeten?
(vergeten - school - bellen)

Uitleg

Geef dus antwoord op deze vraag. 

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Geef antwoord vanuit de "ik" persoon.

Waarom ga jij naar school?
(Nederlands - leren)

Uitleg

Geef dus antwoord op deze vraag. 

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Geef antwoord vanuit de "ik" persoon.

Wat wil jij vandaag doen?
(zin hebben - naar de markt - gaan)

Uitleg

Geef dus antwoord op deze vraag. 

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Geef antwoord vanuit de "ik" persoon.

Wat vind jij moeilijk?
(moeilijk - een doelpunt - maken)

Uitleg

Geef dus antwoord op deze vraag. 

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Geef antwoord vanuit de "ik" persoon.

Zelf oefenen

Je ziet elke keer twee zinnen staan. 

Je moet van 2 zinnen 1 zin maken.

Bijvoorbeeld:

Suna zit. Suna speelt piano.

= Suna zit piano te spelen.

Voorbeeld:
De kinderen staan. De kinderen zingen buiten.

1. De kinderen staan te zingen buiten.
2. De kinderen staan buiten om te zingen.
3. De kinderen staan buiten te zingen.
4. De kinderen zingen buiten om te staan.

De leerlingen staan in de gang.
De leerlingen praten.

Uitleg

Maak dus van twee zinnen 1 zin.

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

De hond loopt.
De hond zoekt de kat.

Uitleg

Maak dus van twee zinnen 1 zin.

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Aras ligt op zijn bed.
Aras luistert naar muziek.

Uitleg

Maak dus van twee zinnen 1 zin.

Denk aan wat je net hebt geleerd. 

Denk ook aan hoofdletters en leestekens.

Grammatica 2

Op de volgende dia staat een link naar een online boek. Klik hierop en ga naar pagina 220. Hier staat uitleg over grammatica (werkwoordspelling). Je kunt dit naar keuze lezen. Daarna ga je door naar oefening 3 (blz. 227). Vervolgens krijg je hier in Lesson Up vragen daarover. Succes!

https:

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Die avond ga ik met een vriend naar een feestje van Simone.
2. Die avond ging ik met mijn vriend naar een feestje van Simone.
3. Die avond ben ik met mijn vriend naar een feestje van Simone gegaan.
4. Die avond ik ging met mijn vriend naar een feestje van Simone.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Simone gaf namelijk een groot feest , omdat ze de volgende dag dertig jaar wordt.
2. Simone gaf namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar werdt.
3. Simone gaf namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar werd.
4. Simone geeft namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar wordt.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Ik verkleedde me voor het feest en mijn vriend kwam me met de fiets halen.
2. Ik verklede me voor het feest en mijn vriend kwam me met de fiets halen.
3. Ik verkleed me voor het feest en mijn vriend komt me met de fiets halen.
4. Ik verkleedde me voor het feest en mijn vriend heeft mij met de fiets opgehaald.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Simone vierte haar verjaardag in een cafe in de stad.
2. Simone vierde haar verjaardag in een cafe in de stad.
3. Simone vierdde haar verjaardag in een cafe in de stad.
4. Simone heeft haar verjaardag in een cafe in de stad gevierd.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. We komen om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.
2. We komden om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.
3. We zijn om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe gekomen.
4. We kwamen om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. In het cafe hingen veel slingers en ballonnen en op een grote tafel stonden verschillende soorten taart.
2. In het cafe hangden veel slingers en ballonnen en op een grote tafel stonden verschillende soorten taart.
3. In het cafe hingen veel slingers en ballonnen en op een grote tafel staan verschillende soorten taart.
4. In het cafe hangen veel verschillende slingers en ballonnen en op een grote tafel staan verschillende soorten taart.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. We feliciteerde Simone met haar verjaardag en gaven haar een cadeau.
2. We feliciteerden Simone met haar verjaardag en gaven haar een cadeau.
3. We feliciteerden Simone met haar verjaardag en geefden haar een cadeau.
4. We feliciteerde Simone met haar verjaardag en hebben haar een cadeau gegeven.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Mijn vriend heeft geen zin in koffie en bestelde direct een biertje.
2. Mijn vriend had geen zin in koffie en besteldde direct een biertje.
3. Mijn vriend had geen zin in koffie en bestelde direct een biertje.
4. Mijn vriend had geen zin in koffie en bestelden direct een biertje.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Een half uur later arriveerden het hockeyteam van Simone.
2. Een half uur later arriveerdde het hockeyteam van Simone.
3. Een half uur later arriveerdden het hockeyteam van Simone.
4. Een half uur later arriveerde het hockeyteam van Simone.

Online aan de slag

• Je gaat online oefenen met tegenstellingen.
  
• Op de volgende dia staat een website. 
  
• Als je daar op klikt, dan voeg je jezelf toe aan mijn groep. 
  

https:

Online oefenen

Via de volgende dia kun je op de goede website komen voor de oefeningen die je moet maken. 

Ga oefenen met de woorden en maak daarna de toets. 

Je hoeft niet alle oefeningen te doen, als je de toets maar goed maakt. Ik kan de resultaten zien en ik kan ook zien hoe lang je geoefend hebt. Dus doe je best. Lukt het niet, bel me dan even. Succes!

Uitleg

Omdat ik niet kon zien wat jullie gisteren hebben gedaan, heb ik nu twee lijsten toegevoegd. Oefen goed, want je krijgt hier later nog een toets van. 

https:

Zijn er vragen of opdrachten die je niet begrijpt? Of heb je mogelijk wensen voor de volgende keer? Geef het dan hier aan.

Einde van de les