2VMBO - chapitre 3 aanwijzend vnw

Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Après cette leçon...
  - weet je wat een aanwijzend     voornaamwoord is NL - FR en omgekeerd. 
 - weet je hoe je het aanwijzend   voornaamwoord gebruikt in het Frans.
 - weet je eindelijk wat de woordjes ce / cet /   cette / ces betekenen :)
Après cette leçon... 

Slide 2 - Tekstslide

Mais d'abord, le vocabulaire! 

Slide 3 - Tekstslide

Tu fais quelle taille?
A
Oui, je veux acheter un jeans.
B
Il est beau.
C
Trente euros.
D
du M.

Slide 4 - Quizvraag

Comment tu trouves ce jean?
A
Oui, je veux acheter un jeans.
B
Il est beau.
C
Trente euros.
D
du M.

Slide 5 - Quizvraag

On va en ville ce weekend?
A
Oui, je veux acheter un jean.
B
Pas mal.
C
Trente euros.
D
du M.

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel moet ik nog leren voor vrijdag...
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Voorkennis...
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 8 - Quizvraag

Wat zouden de aanwijzende voornaamwoorden dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 9 - Quizvraag

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 

Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend vnw

Slide 10 - Tekstslide

En dan nu in het Frans...
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan aanwijzend vnw [ aantekening!]
deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  

Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade (v) est délicieuse.

Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzend vnw [aantekening] deel 2
Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  Par exemple: Cet  hôtel est fermé.

Stap 3b: is het woord mannelijk en enkelvoud? Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon (m) travaille bien!

Slide 13 - Tekstslide

En nu even oefenen:

Slide 14 - Tekstslide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw. 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 15 - Sleepvraag

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 16 - Quizvraag

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 17 - Quizvraag

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 18 - Quizvraag

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 19 - Quizvraag

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 20 - Quizvraag

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 21 - Quizvraag

garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 22 - Quizvraag

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 23 - Quizvraag

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 24 - Quizvraag

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 25 - Quizvraag

______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 26 - Quizvraag

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 27 - Quizvraag

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 28 - Quizvraag

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 29 - Quizvraag

Les devoirs
Faire (maken): ex. 17c, 17d, 18a, 18b, 18d 
+ slimstampen 

Slide 30 - Tekstslide

Hebben we ons doel bereikt?
Ja
Nee

Slide 31 - Poll

Wat ging er goed?

Slide 32 - Woordweb

Wat kan de volgende keer beter?

Slide 33 - Woordweb