Literatuur: beeldspraak en stijlfiguren

Beeldspraak en stijlfiguren
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak en stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Wat houdt stijl in? 
• Korte of lange zinnen;
• Veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden;
• Moeilijke of makkelijke woorden;
• Moderne of ouderwetse woorden;
• Veel of weinig (levendige) dialogen;
• Wel of geen opvallende stijlfiguren (herhalingen, tegenstellingen, overdrijvingen) of beeldspraak (vergelijkingen, metaforen, personificaties);
• Veel of weinig (ruimte)beschrijvingen.

Slide 2 - Tekstslide

Stijlleer
Ook wel stilistiek

Slide 3 - Tekstslide

Stijlleer
Taal als gereedschap om de inhoud zo verrassend mogelijk over te brengen
Eerder bij poëzie dan bij proza
Twee groepen:
  • stijlfiguren
  • beeldspraak

Slide 4 - Tekstslide

Stijlfiguren
Herhaling = een woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd herhaald.
Anafoor = een woord of woordgroep aan het begin van de zin wordt herhaald. 
Drieslag = een uitspraak die uit drie delen bestaat. 
pleonasme = een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt nog eens extra (meestal overbodig) genoemd.
tautologie = eenzelfde begrip wordt meerdere malen met synoniemen uitgedrukt. 
Antithese = Tegenstelling
Eufemisme = Verzachtende uitdrukking
Hyperbool = Overdrijving
Paradox= Schijnbare tegenstelling.
Retorische vraag = Mededeling in vorm van vraag
Woordspeling= Woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken.



Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren
Opsomming: vaak met een climax / anticlimax 
Understatement: tegenhanger van de hyperbool 
Chiasme: twee bij elkaar horende zinnen die spiegelbeeld van elkaar zijn. 
Alliteratie: beklemtoonde beginklanken zijn hetzelfde 
Assonantie: de klank van de klinkers in het midden is gelijk 
Volrijm: de laatst(e) beklemtoonde klinker is hetzelfde. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Alliteratie: 
Heerlijk, helder, Heineken 
Kakelende kinderen 

Assonantie: 
Vele zeeën verdwenen onder de boten henen 
De stralende maan gaf een zachte gloed eraan  

Eindrijm: 
Sinterklaas kapoentje 
Gooi wat in mijn schoentje 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Herhaling: 
Altijd november, altijd regen.
Altijd dit lege hart, altijd.
(J.C. Bloem)
- Anafoor: I have a dream... 
- Drieslag: veni, vedi, vici,
bloed, zweet en tranen 
geloof, hoop en liefde 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Tautologie: 
Zult gij begrijpen kunnen, verstaan,
zal voor U op kunnen gaan
een groot aanschouwe, een inzien ....
- Pleonasme:
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
De grijze mist maakt de straat nog troostelozer.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden

  • Hyperbool:
Mijn hart was toegevroren,
Mijn tranen vloeiden niet meer.
Toen trof mij haar gloeiende blikstraal,
En de wateren ruischten weer.
(Piet Paaltjens)

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Antithese:
Jong geleerd, oud gedaan. toen-nu, leven-dood, goed-kwaad
  • Paradox
Men behoeft niet te stelen om een dief te zijn. – Jasn Greshoff
Goed schrijven is schrappen



Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Retorische vraag
En niet te vergeten/ (hoe ooit te vergeten?)/de honger – Riekus EWakowsky
  • Woordspeling
Hier ligt Gijs van Amerongen,/in de grond geen kwade jongen,
  C. Buddingh


Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
- Opsomming: 
Ik heb al vele steden bezocht: Amsterdam, Londen, Miami en uiteraard Nijmegen.  (anticlimax) 

Ik houd van je tot de maan, tot de zon, tot het einde van de melkweg en verder! (climax) 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden
Chiasme: 
Je kunt het kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit het kind? 
Eufemisme :
Amy Winehouse is niet meer onder ons.
Ik zit momenteel tussen twee banen in. 
Understatement: 
(Over Elon Musk) 'Hij is een beetje rijk'. 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak nu opdracht 2 p. 9. 

Klaar? Ga dan verder met opdracht 3, p. 10. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat is het (beoogde) effect van beeldspraak?

Slide 17 - Open vraag

Beeldspraak 
Schrijvers spreken vaak met beelden: figuurlijk taalgebruik in plaats van de  letterlijke betekenis. 
Je moet zelf herkennen wat de schrijver écht bedoelt. Daarvoor moet je ontdekken wat letterlijk bedoeld wordt (object) met het figuurlijke woord (beeld). 
Voorbeeld: 
Jouw kamer is een zwijnenstal. 
Betekenis? 

Slide 18 - Tekstslide

Metafoor 
  • Datgene dat bedoeld wordt (object), is vervangen door een beeld -> gelijkenis. 

Met zijn kolenschoppen weerde de keeper ieder goal uit het net. 
Beeld: kolenschoppen 
Object: handen


Slide 19 - Tekstslide

Metafoor 
Aan de voet van de berg stond ze te wachten. 

beeld = aan de voet
object = aan de onderkant 

Voet en aan de onderkant hebben iets gemeenschappelijks (gelijkenis)! 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Personificatie

  • Een levenloze zaak krijgt menselijke eigenschappen toegeschreven.
De wind speelde met zijn haar. 
Het koffieapparaat murmelde zachtjes.
De cello bromde tevreden. 
De jongen luisterde naar het fluisterende riet. 
De maan loerde door de takken. 


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Synesthesie 
  • Indrukken van twee verschillende zintuigen worden gecombineerd.

Bittere kou 
Warme tonen 



Slide 24 - Tekstslide

De vergelijking
  • Die man gedraagt zich echt als een beest! 
  • De jongens leken net een een kudde dieren.   
  • Het is een boom van een vent 
  • Het water was zo glad als een spiegel 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

De vergelijking
  • Die man gedraagt zich echt als een beest! 
  • De jongens leken net een een kudde dieren.   
  • Het is een boom van een vent 
  • Het water was zo glad als een spiegel 

Slide 28 - Tekstslide

Metonymia
Wat hebben de volgende uitspraken met elkaar gemeen? 
 
Even de neuzen tellen. 
Mag ik het zout? 
Dat is een mooie Picasso die door hangt! 
Het vrouwenhockeyteam won goud op de Olympische spelen.



Slide 29 - Tekstslide

Vermijd clichés!
Soms worden uitdrukkingen of gezegdes zo vaak gebruikt, dat het afgezaagd is geworden. Dan is het een cliché. Schrijvers proberen zo min mogelijk clichés te gebruiken, maar juist origineel te zijn.

Voorbeelden van clichés: 
  • 'schitteren door afwezigheid'
  • 'als paddenstoelen uit de grond schieten'
  • 'op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging'

Slide 30 - Tekstslide

Vanmiddag komt onze interieurverzorgster langs.
A
paradox
B
eufemisme
C
hyperbool
D
antithese

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen cliché?
A
Zo klaar als een klontje
B
Als warme broodjes over de toonbank gaan
C
Wie goed doet, goed ontmoet
D
Wie jong is, woont als in een schemering. Nog onbestraald door zon van zekerheid, wil 't hart...

Slide 32 - Quizvraag

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 33 - Quizvraag

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
synesthesie

Slide 34 - Quizvraag

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 35 - Quizvraag

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 36 - Quizvraag

‘Dat had je nou niet hoeven doen’. (verjaardag)
A
eufemisme
B
hyperbool
C
ironie
D
cliché

Slide 37 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak? 'Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.'
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
synesthesie

Slide 38 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak?
De politicus stak zijn tegenstander met zijn woorden.
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
synesthesie

Slide 39 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak?
De zonnebloemen van Van Gogh zijn mijn favoriet.
A
personificatie
B
vergelijking
C
metonymia
D
metafoor

Slide 40 - Quizvraag

Welke vormen van beeldspraak herken je?
Welke vormen van beeldspraak herken je in het volgende lied?
goed luisteren:-)

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Pastorale - Liesbeth List en Ramses Shaffy

Noteer in je eigen woorden waar het lied over gaat.
Leg uit waarom je dat denkt.
Is er sprake van beeldspraak?

Weer goed luisteren!

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Opdracht
Zoek een Nederlandstalig lied waar beeldspraak en/of stijlfiguren in voorkomen.
Kopieer de tekst
onderstreep/arceer de stijlfiguren of beeldspraak  
noteer welke variant het is.

Slide 45 - Tekstslide