6V herhalen hfst 4

oefenen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Geef aan in welke groep deze stof hoort.
Na2S
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout

Slide 2 - Quizvraag

Geef aan in welke groep deze stof hoort.

Al
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout

Slide 3 - Quizvraag

Geef aan in welke groep deze stof hoort.
H2O2
A
metaal
B
moleculaire stof
C
zout

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?
A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
A
Zn2(OH)2
B
Zn2OH
C
Zn(OH)2
D
ZnOH

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de naam van CuO ?
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide

Slide 8 - Quizvraag

Welke naam hoort bij deze verhoudingsformule:
Na2SO4
A
natriumsulfide
B
dinatriumsulfide
C
dinatriumsulfaat
D
natriumsulfaat

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van dit zout?

Hg(NO3)2
A
Kwiknitriet
B
Kwikdinitraat
C
Kwik(II)nitriet
D
Kwik(II)nitraat

Slide 10 - Quizvraag

Jarosiet, heeft de volgende verhoudingsformule bereken de lading van het ijzer ion.

NH4Fe3(SO4)2(OH)6
A
2-
B
3-
C
2+
D
3+

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking van natriumcarbonaat?
A
Na₂CO₃(s) → Na⁺ (aq)+ 2 CO₃²⁻(aq)
B
Na₂CO₃ (s)→ Na₂⁺ (aq) + CO₃²⁻(aq)
C
Na₂CO₃ (s)→ 2 Na⁺(aq)+ CO₃²⁻(aq)
D
NaCO₃(s) → Na⁺ (aq)+ CO₃²⁻(aq)

Slide 12 - Quizvraag

De oplosvergelijking van aluminiumfosfaat is:
AlPO4
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de indampvergelijking voor het zout natriumchloride?
A
Na++2ClNaCl2
B
NaCl(aq)NaCl(s)
C
Na+(aq)+Cl(aq)NaCl(s)
D
NaCl(s)Na+(aq)+Cl(aq)

Slide 14 - Quizvraag

De indampvergelijking van zinknitraat is:
Zn(NO3)2
A
Zn2+(aq)+NO3(aq)ZnNO3(s)
B
Zn(NO3)2(s)Zn2+(aq)+2NO3(aq)
C
Zn2+(aq)+2NO3(aq)Zn(NO3)2(s)
D
ZnNO3(s)Zn2+(aq)+NO3(aq)

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de triviale naam van calciumhydroxideoplossing?
A
Natronloog
B
Kaliloog
C
Kalkwater
D
Kalkloog

Slide 16 - Quizvraag

De systematische naam van keukenzout is...
A
natriumcarbonaat
B
kaliumchloride
C
natriumchloride
D
kaliumjodide

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste notatie van een hydraat?
A
Cu2+(aq)+Cl(aq)
B
NaCl(aq)+H2O(l)
C
BaBr(s)+H2O(l)
D
Ca3Si2O7H2O(s)

Slide 18 - Quizvraag

Calciumchloride is een zout dat wordt gebruikt om waterdamp uit de lucht op te nemen.
Hierbij ontstaat het hydraat calciumchloridehexahydraat.
Wat is de formule van dit hydraat?
A
CaCl.H2O
B
CaCl2.H2O
C
CaCl.6H2O
D
CaCl2.6H2O

Slide 19 - Quizvraag

Geef de formule van het groene zouthydraat chroomchloride
A
CrCl2.6H2O
B
CrCl3
C
CoCl2.6H2O
D
CrCl3.6H2O

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de molariteit van de oplossing als je 9,42 gram glucose oplost tot 2,5 L
C6H12O6
A
45,5 M
B
0,073 M
C
0,021 M
D
Ik heb geen idee!!

Slide 21 - Quizvraag

De molariteit van een glucose-oplossing is 0,550M.
Hoeveel mol glucose zit er in 200ml?
A
2,75103mol
B
1,10101mol
C
2,75101mol
D
1,10102mol

Slide 22 - Quizvraag

In een calciumchloride-oplossing is de molariteit calciumionen 0,20 mM.
Wat is de molariteit van de chloride-ionen?
A
0,20 mM
B
0,40 mM
C
0,10 mM
D
geen idee

Slide 23 - Quizvraag

We lossen 1,0 mol aluminiumsulfaat op in 2,0 L water. Dus 2,0 mol aluminiumionen in de oplossing.
Wat is de molariteit van de aluminiumionen in de oplossing?
A
0,5 mol/L
B
1,0 mol/L
C
2,0 mol/L
D
6,0 mol/L

Slide 24 - Quizvraag

Jorieke lost 15 g ammoniak op in water en vult dit aan tot 135 mL. Wat is de molariteit van deze oplossing?
A
17,031 M
B
15 M
C
6,5 M
D
8,8 M

Slide 25 - Quizvraag