workshop frans test voorbereiding periode 2

Test chapitre 2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Test chapitre 2

Slide 1 - Tekstslide

Teststof 
  • vocalijst 'Mes passions' (N-F en F-N)
  • passé composé met avoir en être (tekstboek blz 148, 149)
  • futur proche (tekstboek blz 37)
  • bijvoeglijk naamwoord (tekstboek blz 37/38)
  • zinnen frans-nederlands, nederlands-frans (tekstboek blz 39)

Slide 2 - Tekstslide

Test
  • donderdag 4 februari 
  • test via Lessonup
  • allemaal tegelijk met camera aan
  • begintijd en eindtijd

Slide 3 - Tekstslide

schrijf minimaal 5 werkwoorden op die eindigen op -er.

Slide 4 - Open vraag

schrijf de onregelmatige werkwoorden
(4 stuks)

Slide 5 - Open vraag

uitleg werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

uitleg werkwoorden (tb blz 152)

Slide 7 - Tekstslide

uitleg werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Zij wonen in Lyon=
A
vous habitez à Lyon
B
elles habite à Lyon
C
il habite à Lyon
D
ils habitent à Lyon

Slide 9 - Quizvraag

Jullie doen aan hockey.
A
Nous faisons du hockey
B
Vous avez fait du hockey
C
Vous faisiez du hockey
D
Vous faites du hockey

Slide 10 - Quizvraag

wij gaan naar Marokko.
A
Nous allez au Maroc.
B
Nous allons au Maroc.
C
Vous allez au Maroc.
D
Nous sommes allés au Maroc.

Slide 11 - Quizvraag

Dit jaar leerde je de verleden tijd.
Hoe maak je de passé composé?
(bijv. ik heb gezwommen of ik ben gegaan)

Slide 12 - Open vraag

Hoe maak je een passé composé met de ww-er?
vorm van avoir of être + -er wordt é
J'ai  mangé              je suis allé(e)
Tu as parlé.                  tu es rentré(e)
il/elle/on a habité      elle est tombée
nous avons demandé                      nous sommes retourné(e)s
vous avez aimé                     vous êtes monté(es)
ils ont passé             ils sont restés
elles ont invité               elles sont allées
(Als het hulpwerkwoord een vorm van être is, dan pas je het voltooid deelwoord aan
vrouwelijk:e, meervoud: s)

Slide 13 - Tekstslide

Let op: onregelmatige werkwoorden in passé composé
avoir: j'ai eu (ik heb gehad)
être: j'ai été (ik ben geweest)
faire: j'ai fait (ik heb gedaan)
aller: je suis allé(e) (ik ben gegaan)

Voltooid deelwoord blijft altijd hetzelfde 
(alleen aller past zich aan)

Slide 14 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Ils habitent à Lyon

Slide 15 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Vous faites du hockey

Slide 16 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Nous allons en Belgique

Slide 17 - Open vraag

Zet in de passé composé:
il a un chien

Slide 18 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Ils vont au Maroc

Slide 19 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Je suis à Marseille

Slide 20 - Open vraag

Welke bijvoeglijke naamwoorden behalve 'petit' ken je?

Slide 21 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?

Slide 22 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?

Slide 23 - Open vraag

Qu'est-ce que c'est?

Slide 24 - Open vraag

Wanneer gebruik je de futur proche?
A
Om aan te geven wat je gisteren hebt gedaan.
B
Om aan te geven wat je nu aan het doen bent.
C
Om aan te geven wat je binnenkort gaat doen.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe maak je de futur proche?

Slide 26 - Open vraag

Zet in de goede volgorde:
musique - allons - nous - écouter - de la

A
musique nous allons écouter de la
B
nous écouter allons de la musique
C
de la musique nous allons écouter
D
nous allons écouter de la musique

Slide 27 - Quizvraag

Zet in de goede volgorde:
vont - du - ils - faire - à - shopping - Lille

Slide 28 - Open vraag

Zet in de goede volgorde:
du - vais - faire - je - foot

Slide 29 - Open vraag

Zeg dat je gaat rugbyen

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Video