Passé composé met avoir
1 / 20
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke twee woorden krijg je in de passé composé?
Slide 2 - Open vraag
Schrijf het rijtje van avoir op in de tegenwoordige tijd
Slide 3 - Open vraag
Hoe maak je een voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord eindigend op -er?
Slide 4 - Open vraag
J'... ... (parler)
Slide 5 - Open vraag
Julie ... ... (donner)
Slide 6 - Open vraag
Tu ... ... (visiter)
Slide 7 - Open vraag
Ils ... ... (habiter)
Slide 8 - Open vraag
Marc et Sophie ... ... (chanter)
Slide 9 - Open vraag
Tu ... ... (aimer)
Slide 10 - Open vraag
Elle ... ... (écouter)
Slide 11 - Open vraag
On ... ... (manger)
Slide 12 - Open vraag
Ils ... ... (porter)
Slide 13 - Open vraag
Elle ... ... (jeter)
Slide 14 - Open vraag
J'... ... (regarder)
Slide 15 - Open vraag
Vous ... ... (adorer)
Slide 16 - Open vraag
Les parents ... ... (organiser)
Slide 17 - Open vraag
Samenvattend: de passé composé bestaat uit het ... + een ...
Slide 18 - Open vraag
Ik begrijp de passé composé nu beter.
Ja
Nee
Slide 19 - Poll
Ik heb behoefte aan extra uitleg.
Ja
Nee
