Quiz H7
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
wat is subsidie?
A
Subsidie betekend hetzelfde als rente.
B
Subsidie is een tijdelijke bijdrage van de overheid.
C
Subsidie is een vaste last van de overheid.
D
Subsidie is een rekening.
Slide 2 - Quizvraag
wat is een innovatie?
Slide 3 - Open vraag
Wat zijn accijns?
A
Een bedrag dat over alle producten heen gaat.
B
Een bedrag dat over alle diensten heen gaat.
C
Een bedrag dat over alcohol tabak en brandstoffen heen gaat.
D
Een bedrag dat over elektrische producten heen gaat.
Slide 4 - Quizvraag
Waar bestaat de collectieve sector uit?
Slide 5 - Open vraag
Waar bestaat de particuliere sector uit?
Slide 6 - Open vraag
Noem verschillende
overheidslagen.
overheidslagen.
Slide 7 - Woordweb
Noem een aantal collectieve goederen.
Slide 8 - Open vraag
Een vergoeding voor
een deel van uw
huur heet...
een deel van uw
huur heet...
Slide 9 - Woordweb
Je krijgt zorgtoeslag
vanaf dat je ... jaar
oud bent.
vanaf dat je ... jaar
oud bent.
Slide 10 - Woordweb
Leg in eigen woorden
uit wat solidariteitsbeginsel
betekend.
uit wat solidariteitsbeginsel
betekend.
Slide 11 - Woordweb
Wat is de AOW leeftijd
op dit moment?
op dit moment?
Slide 12 - Woordweb
Wie vallen onder actieven?
Slide 13 - Open vraag
Waar worden sociale
voorzieningen uit betaald?
voorzieningen uit betaald?
Slide 14 - Woordweb
Leg het begrip verzorgingsstaat uit
Slide 15 - Open vraag
Noem een voorbeeld van inkomsten van de gemeente
Slide 16 - Open vraag
Wat zijn directe belastingen?
A
belastingen op winst.
B
belastingen op vermogen.
C
belastingen op inkomsten.
D
belastingen op uitgaven.
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn indirecte belastingen?
A
Accijns.
B
Inkomstenbelasting.
C
Btw.
D
Loonbelasting.
Slide 18 - Quizvraag
Noem voorbeelden van bedrijven waarvan de overheid geheel of gedeeltelijk eigenaar is.
A
Ns.
B
De Nederlandse loterij.
C
Action.
D
Air France KLM.
Slide 19 - Quizvraag
De overheid heeft komend jaar 302 miljard euro aan inkomsten en 334 miljard euro aan uitgaven. Heeft de overheid een begrotingstekort of begrotingsoverschot
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot
Slide 20 - Quizvraag
Wat gebeurt er op de derde dinsdag van september?
Slide 21 - Open vraag
Van wie kan de overheid geld lenen bij een begrotingstekort?
A
Banken.
B
Koningshuis.
C
Verzekeraars.
D
Pensioenfondsen.
Slide 22 - Quizvraag
Hoe kan de overheid de staatsschuld verlagen?
A
Lenen bij burgers.
B
Lenen bij andere EU landen.
C
Door de leningen af te lossen.
Slide 23 - Quizvraag
hoe stelt de overheid prioriteiten?
