hoofdstuk 4.5 citeren

Welkom                       Nederlands 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom                       Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerp voor vandaag
  • hoofdstuk 5 : zakelijk lezen 
  • paragraaf 5.5 : citeren 

Slide 3 - Tekstslide

leerdoelen voor vandaag
Aan het eind van deze les weet je : 
  • Wat een citaat is 
  • Hoe je een citaat kunt herkennen

Aan het eind van deze les kun je
  • Waar je de naam van de geciteerde persoon kunt vinden
  • Citeervragen beantwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 
Wat is een citaat ?

Slide 5 - Tekstslide

antwoord
De tekst die een schrijver letterlijk van iemand anders overneemt, noem je een citaat.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe herken je een citaat?
  • In een tekst staat een citaat altijd tussen aanhalingstekens. Zo kun je zien dat de schrijver de woorden niet zelf heeft bedacht, maar heeft overgenomen van een ander. 
  • De naam van de geciteerde persoon kan in de tekst zelf staan of eronder, in de bronvermelding:

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld van een citaat
Bezig zijn met muziek is niet alleen maar leuk: ‘Zingen levert een flinke bijdrage aan de taalontwikkeling en dansen is een goede manier om controle te krijgen over het lichaam,’ zegt de musicoloog M. van Brakel.

Slide 8 - Tekstslide

Waarom moet je dit leren?
  • Soms moet je bij een vraag van een toets één zin of een aantal zinnen citeren

  • Dan noteer je dus wat er letterlijk in een tekst staat. Dit zijn niet je eigen woorden, maar de woorden van de schrijver. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe doe je dat ?
  • Je schrijft het letterlijk op.
  • Je zet het tussen haakjes 
  • Je noteert altijd de regelnummers van het stukje tekst dat je citeert. 

  • Zo kan een ander het citaat makkelijk terugvinden in de tekst.

Slide 10 - Tekstslide

Citeer de zin waarin...’
Citeer de zin waarin de schrijver zijn mening over grote schoolklassen geeft?

 
Antwoord: ‘Het is bijna crimineel, zo veel leerlingen in één klas!’ (regel 12-13)

Slide 11 - Tekstslide

Citeer de zin waarin...’
Citeer een zin uit alinea 2 waarin wordt genoemd wat scholieren het minst lastig vinden?

Antwoord: ‘Scholieren hebben niet veel moeite om rekeningen op tijd te betalen.’ (regel 29)

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht in je schrift 
1.Het water van de Noordzee is rond de 4 graden,
2.maar dat is niet relevant voor Mariska Wimmers (39).
3.Zij neemt iedere week een duik in zee, bij Scheveningen. 
4.Ik moet met mijn hoofd onder water, anders telt het niet.


Schrijf het citaat op : let op de haakjes!

Slide 13 - Tekstslide

Korter opschrijven!
Citeer een zin uit alinea 2 waarin wordt genoemd wat scholieren het minst lastig vinden?
  

Antwoord: ‘Scholieren hebben niet veel moeite om rekeningen op tijd te betalen.’ (regel 29)

kort antwoord :'Scholieren.....betalen'( regel29) 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht in je schrift 
1.Het water van de Noordzee is rond de 4 graden,
2.maar dat is niet relevant voor Mariska Wimmers (39).
3.Zij neemt iedere week een duik in zee, bij Scheveningen. 
4.'Ik moet met mijn hoofd onder water, anders telt het niet'.


Schrijf het citaat korter op 




Slide 15 - Tekstslide

antwoord
'Ik moet met mijn hoofd onder water, anders telt het niet'. ( regel 4) 

'Ik ........niet ( regel 4) 

Slide 16 - Tekstslide

hebben jullie vragen over 
  • Wat een citaat is 
  • Hoe je een citaat kunt herkennen
  • Waar je de naam van de geciteerde persoon kunt vinden
  • Citeervragen beantwoorden.

Slide 17 - Tekstslide

maken hoofdstuk 4             paragraaf 4.5.
timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

herhaling leerdoelen voor vandaag
Aan het eind van deze les weet je : 
  • Wat een citaat is 
  • Hoe je een citaat kunt herkennen

Aan het eind van deze les kun je
  • Waar je de naam van de geciteerde persoon kunt vinden
  • Citeervragen beantwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide