Formules en grafieken (hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3
Formules en grafieken

In deze lessonup gaan we veel aan de slag met wat je nog weet van hoofdstuk 3. Kun jij alle vragen beantwoorden? Veel succes!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Formules en grafieken

In deze lessonup gaan we veel aan de slag met wat je nog weet van hoofdstuk 3. Kun jij alle vragen beantwoorden? Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Welke term zijn wij in dit hoofdstuk niet tegengekomen?
A
richtingscoëfficiënt
B
raaklijn
C
begingetal
D
variabelen

Slide 2 - Quizvraag

Bij het opstellen van een formule, wat staat er aan het begin van de formule?
A
Variabele op de horizontale as
B
Variabele op de verticale as
C
Begingetal
D
Richtingscoëfficiënt

Slide 3 - Quizvraag

Welke grafiek(en) zijn hier vloeiende krommen?
A
1 en 2
B
1, 2 en 3
C
1 en 3
D
2

Slide 4 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Grafiek 1 is toenemend stijgend
B
Grafiek 2 gaat horizontaal verder
C
Grafiek 3 is afnemend stijgend
D
Bij grafiek 1 en 3 is er sprake van een lineair verband

Slide 5 - Quizvraag

Vloeiende kromme
Horizontale grafiek
Lineaire grafiek
Periodieke grafiek

Slide 6 - Sleepvraag

Welke 2 variabelen zitten er in deze formule:
y = 2,4 + 3b

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de volgende formule met alleen maar letters:
Belasting in euro = 8000 + 1,6 x rente

Slide 8 - Open vraag

Hoe maak je een grafiek
K = 12,50  + 0,025t  
Neem stappen van 5
Stappenplan :
  1. Maak een tabel
  2. Kijk hoe groot je assen moeten zijn
  3. Teken de assen
  4. Geef de assen een naam
  5. Zet de punten in de grafiek
  6. Verbind de punten met elkaar

Slide 9 - Tekstslide

3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als je een bijbaan hebt, dan verdien je meer wanneer je meer gewerkt hebt.
Hierbij zeggen de inkomsten en tijd iets over elkaar, ofwel tussen de variabelen inkomsten en tijd bestaat een verband.
  • Woordformule: Inkomsten in € = 3 + 5 X tijd in uren
  • De variabelen kun je afkorten waardoor er een letterformule ontstaat.
  • Letterformule: I = 3 + 5t
  • Er moet bij staan wat de letters (variabelen) betekenen en de eenheid is:
  • I = inkomsten in €                     
  • t = tijd in uren              

Slide 10 - Tekstslide


A
regelmatige afname
B
regelmatige toename
C
geen regelmaat

Slide 11 - Quizvraag

In welke tabellen vind je regelmaat? Geef je antwoord bij de volgende slide.

Slide 12 - Tekstslide

Geef aan in welke tabellen van de vorige slide sprake was van regelmaat.

Slide 13 - Open vraag

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's
Het stijggetal is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
Aantal foto's

Slide 14 - Quizvraag

Huurprijs in € = 18 + 4t
Het begingetal is:
A
18
B
4
C
Huurprijs in €
D
t

Slide 15 - Quizvraag

Huurprijs in € = 18 + 4t
De rc is:
A
18
B
4
C
Huurprijs in €
D
t

Slide 16 - Quizvraag

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's
Het begingetal is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
Aantal foto's

Slide 17 - Quizvraag

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 18 - Quizvraag

3.4 Formule bij een tabel
Formule bij een tabel:
Variabele onder = begingetal + r.c. x variabele boven

Slide 19 - Tekstslide

3.4 Formule bij een tabel
r.c. is 
1. 4:2 = 2
2. 8:4 = 2
1
2

Slide 20 - Tekstslide

3.4 Formule bij een tabel
Formule bij een tabel:
t = begingetal + 2 x a

Slide 21 - Tekstslide

3.4 Formule bij een tabel
Formule bij een tabel:
t = begingetal + 2 x a

Slide 22 - Tekstslide

3.4 Formule bij een tabel
Het begingetal vind je door bij de bovenste variabele '0' te hebben.
Het getal dat daar dan bij hoort is het begingetal.

Slide 23 - Tekstslide

3.4 Formule bij een tabel
Formule bij een tabel:
t = 6 + 2a

Slide 24 - Tekstslide


Welke lineaire formule hoort deze tabel?
A
aantal = - 5 x bedrag
B
aantal= -5 + 15 x bedrag
C
bedrag = - 5 x aantal
D
bedrag = 15 - 5 x aantal

Slide 25 - Quizvraag


wat is de r.c. van deze tabel ?
A
-5
B
0
C
1
D
5

Slide 26 - Quizvraag


wat is het startgetal van deze tabel ?
A
0
B
5
C
15
D
geen idee

Slide 27 - Quizvraag

staat bij de horizontale as
richtingscoëfficiënt
begingetal
staat bij de verticale as

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is het begingetal van deze grafiek?
A
6
B
1
C
2
D
ik begrijp dit niet

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de
richtingscoëfficiënt
van deze grafiek?
A
0,5
B
-0,5
C
-2
D
2

Slide 30 - Quizvraag


wat is het begingetal van deze grafiek ?
A
0
B
40
C
90
D
100

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de r.c. van deze grafiek ?
A
1
B
5
C
10
D
geen idee

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
temperatuur = 90 - 10 x tijd
B
temperatuur = 40 + 10 x tijd
C
temperatuur = 500 - 10 x tijd
D
temperatuur = 10 - 90 x tijd

Slide 33 - Quizvraag

Sleep de begrippen naar de juiste plaats
tabel
grafiek
formule
Coördinaat (1,10)
  assenstelsel
Coördinaat (-1, 8)

Slide 34 - Sleepvraag

Oefenen nu met een oefentoets
Uitwerkingen krijg je nog, probeer voor nu al te kijken wat je kunt maken.
Je mag eventueel ook aan de diagnostische toets werken.

Slide 35 - Tekstslide