Les 5 lessenserie

Les 5
 In de vorige lessen hebben we gekeken naar wat de overheid allemaal voor ons regelt en hoe zij aan inkomsten komen. In deze les gaan we kijken of de overheid wel genoeg geld heeft om alles te kunnen betalen.

Wat weet jij nog over de begrippen begrotingstekort en begrotingsoverschot?
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Les 5
 In de vorige lessen hebben we gekeken naar wat de overheid allemaal voor ons regelt en hoe zij aan inkomsten komen. In deze les gaan we kijken of de overheid wel genoeg geld heeft om alles te kunnen betalen.

Wat weet jij nog over de begrippen begrotingstekort en begrotingsoverschot?

Slide 1 - Tekstslide

In de eerste les was het onderwerp Prinsjesdag. Wat weet je nog over deze les?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
In deze les ga je werken aan de volgende doelen:
- De leerling kan omschrijven wat een begroting is.
- De leerling kan omschrijven wat een begrotingsoverschot is en hoe de overheid dan kan handelen.
- De leerling kan omschrijven wat een begrotingstekort is en hoe de overheid dit kan voorkomen.
- De leerling kan rekenen met miljarden en miljoenen.
Deze doelen kun je ook gebruiken om jezelf te controleren.

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1: Wat is een begroting?
A
In een begroting staan alle inkomsten.
B
In een begroting staan alle uitgaven.
C
In een begroting staan alle inkomsten en uitgaven in een overzicht.
D
In een begroting staan je schulden.

Slide 4 - Quizvraag

Prinsjesdag wordt iedere dag gehouden op de 
                         van september. Op deze dag leest 
de                         voor. Ook wordt door de                              de                          en de                                    aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit doet hij volgens de traditie in het                            . De                                  is een uitleg en toelichting van de                           .
Vraag 2: Vul de gaten in de tekst
derde
vierde
dinsdag
donderdag
de koning
Minister van Financiën
troonrede
rijksbegroting
Miljoenennota
Miljoenennota
rijksbegroting
koffertje

Slide 5 - Sleepvraag

Vraag 3: Hoeveel ontvangt de overheid aan premies volksverzekeringen?
A
93,4 miljard
B
93,4 miljoen
C
37,1 miljard
D
37,1 miljoen

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 4: Hoe schrijf je 1 miljard voluit?
A
1.000.000.000
B
1.000.000
C
100.000.000
D
1.111.111.111

Slide 7 - Quizvraag

1

Slide 8 - Video

04:30
Vraag 5: Probeer het eerst eens zelf.
De minister mocht vorig jaar 10,6 miljard uitgeven aan defensie. Dit jaar mag hij 600 miljoen meer uitgeven. Hoeveel mag de minister nu eigenlijk uitgeven aan defensie?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Vraag 6: Hoeveel inkomsten heeft het Rijk in 2021 totaal afkomstig uit indirecte belastingen?
A
293.000.000.000
B
293.000.000
C
93.400.000.000
D
93.400.000

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer er sprake is van een begrotingstekort, heeft de overheid meer                     begroot dan                     . 
Bij een begrotingsoverschot heeft de overheid meer                             begroot dan                      .

Vraag 7: Vul de woorden in op de juiste plek.
inkomsten
uitgaven
inkomsten
uitgaven

Slide 12 - Sleepvraag

Vraag 8: Minder geld uitgeven dan anders noem je ...

A
afbetaling
B
budget
C
bezuinigen
D
begroting

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 9: Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 10: Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 11:
Overschot of tekort?
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 12:
Overschot of tekort?
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 13: Wat merken de burgers als een begrotingstekort van de overheid daalt? (2 antwoorden mogelijk)
A
Als het tekort daalt, hoeft de overheid per jaar minder te lenen. Burgers hoeven dan minder belastingen te betalen
B
De burgers kunnen dan minder accijnzen gaan betalen.
C
De overheid zal meer subsidies uit gaan geven, want ze krijgen meer accijns binnen.
D
Als er minder tekort is, kan de overheid ook besluiten meer uit te geven. (Maar dan daalt het tekort niet meer.)

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 14: Wat kan de overheid doen bij een begrotingstekort?
(3 antwoorden)
A
Bezuinigen
B
Lenen
C
Belasting (btw) verhogen
D
Meer importeren

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 15:
Tekort of overschot?
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 16: Wat doet de overheid NIET om een begrotingstekort op te vangen?
A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen

Slide 21 - Quizvraag

Vraag 17: Bekijk het begrotingssaldo
Vul je antwoorden op de vraag in op de volgende slide!
A. Heeft de overheid in de jaren 2011 tot en met 2017 een begrotingstekort of een begrotingsoverschot? 
B. Met hoeveel is dit bedrag in de loop van de jaren gedaald?
C. Wat kan de regering gedaan hebben om dit bedrag te verkleinen?

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opgave begrotingssaldo:
noteer ze als volgt:
A = ...
B = ...

Slide 23 - Open vraag

Vraag 18: Bekijk de Miljoenennota hiernaast. Hoeveel uitgaven heeft de overheid aan de posten Justitie en veiligheid, Rentelasten en Defensie totaal?

Slide 24 - Open vraag

Vraag 19: In de rijksbegroting kom je uitgaven tegen voor bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang, sportvoorzieningen en AOW-uitkeringen.
In Nederland worden we gemiddeld steeds ouder. Welke twee van bovenstaande uitgaven zullen hierdoor in de toekomst toenemen?

Slide 25 - Open vraag

Vraag 20: Kijk naar de begroting hiernaast. Hoeveel miljard zijn de directe en indirecte belastingen samen? En hoeveel is dat in miljoenen euro's?

Slide 26 - Open vraag

Vraag 21: Nederland is een land met 17 miljoen inwoners. Hoeveel belasting betaalt een inwoner gemiddeld?

Slide 27 - Open vraag

Vraag 22: Vorig jaar mocht de minister €17,6 miljard uitgeven. Dit jaar €160 miljoen minder. Hoeveel mag de minister dit jaar uitgeven?

Slide 28 - Open vraag

Vraag 23: De totale inkomsten van een gemeente zijn €82,1 miljoen. Van de inkomsten komt 47% van de overheid. Hoeveel ontvangt de gemeente van de overheid (in €)?

Slide 29 - Open vraag

Vraag 24: Dit jaar mocht de minister 9,6 miljard uitgeven aan justitie. Dit jaar mag hij 800 miljoen meer uitgeven. Hoeveel mag de minister dit jaar uitgeven aan justitie?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Video

Vraag 25: Leg uit wat een begrotingstekort is en hoe de overheid dit kan voorkomen.

Slide 32 - Open vraag

Vraag 26: Leg uit wat een begrotingsoverschot is en wat de overheid kan doen met het overgebleven geld.

Slide 33 - Open vraag

Dit was de laatste les over dit hoofdstuk. We gaan nu herhalen, ter voorbereiding op het proefwerk. Over welke onderwerpen wil je graag nog meer uitleg krijgen? Laat het weten!

Slide 34 - Woordweb

Dit is het einde van de les!
Hierna vind je nog een aantal vragen voor als je nog eens wilt oefenen of uitleg wilt (geel bolletje). Zoek je meer uitdaging? Kijk naar het paarse bolletje voor extra oefeningen of verdiepende uitleg.

Dankjewel voor je aandacht! 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Vraag 27: Juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een begroting is een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
Zijn er meer uitgaven dan inkomsten, dan is er sprake van een begrotingstekort
Zijn er meer uitgaven dan inkomsten, dan is er sprake van een begrotingsoverschot
1 miljard = 1.000.000
1 miljard = 1.000.000.000
Minder geld uitgeven dan normaal noem je accijns
Minder geld uitgeven dan normaal noem je bezuinigen

Slide 38 - Sleepvraag

Een minister mag 1,6 miljard uitgeven aan cultuur in 2020. In 2021 mag hij 300 miljoen meer uitgeven. Hoeveel mag de minister in 2021 uitgeven aan cultuur?

Slide 39 - Open vraag

Een begrotingstekort kan door de overheid worden voorkomen. Heeft dit gevolgen voor de burgers?

Slide 40 - Open vraag

De totale btw-inkomsten van Nederland waren €47,8 miljard. Er zijn 7,5 miljoen huishoudens. Hoeveel betaalt een huishouden gemiddeld aan btw?

Slide 41 - Open vraag

Wat gebeurt er bij een begrotingsoverschot?

Slide 42 - Open vraag

Waar of niet waar?
1 miljoen = 1.000.000
1 miljard= 1.000.000.000
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 43 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Een begrotingsoverschot kan de overheid voorkomen door te bezuinigen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 44 - Quizvraag

Tekort of overschot?
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot

Slide 45 - Quizvraag

In de rijksbegroting kom je uitgaven tegen voor bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang, sportvoorzieningen en AOW-uitkeringen.

In Nederland worden we gemiddeld steeds ouder. Welke twee van bovenstaande uitgaven zullen hierdoor in de toekomst toenemen?

Slide 46 - Open vraag

In de rijksbegroting kom je uitgaven tegen voor bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang, sportvoorzieningen en AOW-uitkeringen.

In Nederland worden steeds minder kinderen geboren. Welke twee van bovenstaande uitgaven zullen hierdoor in de toekomst afnemen?

Slide 47 - Open vraag

Alle inwoners van ons land betalen bij elkaar €263,1 miljard aan de overheid. Er zijn 7,7 miljoen huishoudens. Bereken welk bedrag een huishouden gemiddeld aan de overheid betaalt.

Slide 48 - Open vraag

De uitgaven voor onderwijs horen bij de grootste uitgaven op de rijksbegroting. Leg uit waarom de overheid veel geld aan onderwijs wil besteden.

Slide 49 - Open vraag

Stel dat jij 100 miljoen euro mag uitgeven. Aan welke drie posten van de rijksbegroting zou je dat besteden en voor welk bedrag? Leg per post je keuze uit.

Slide 50 - Open vraag