Introductie + Paragraaf 1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Geschiedenis 
klas 4
vraag!
Wie ken jij van deze bijzondere personen uit de geschiedenis?
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis 
klas 4
vraag!
Wie ken jij van deze bijzondere personen uit de geschiedenis?

Slide 1 - Tekstslide

Weet jij nog enkele namen van de 10 tijdvakken?

Slide 2 - Tekstslide

Wie bepaalt wat op school in een geschiedenisboek komt te staan?










Zie antwoord in filmpje (1:49) in volgende dia.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wie bepaalt wat de examenonderwerpen zijn bij het vak Geschiedenis?
A
De geschiedenisdocent
B
Het ministerie van Onderwijs
C
De uitgeverijen
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 5 - Quizvraag

Dit zijn de onderwerpen die je moet kennen voor je eindexamen..

1. Nederland van 1848 tot 1914

2. Europa in de jaren 1914-1939

3. Nederland in de jaren 1914-1939

4. De Tweede Wereldoorlog

5. De wereld na 1945

6. Nederland na 1945

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Opdracht machtenscheiding

Slide 9 - Tekstslide

1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
Bestuur van Nederland nu?

  1.  NL = parlementaire democratie
  2.  NL = constitutionele monarchie
  3.  NL = een rechtsstaat

??????? wat betekent dit allemaal???
We gaan stap voor stap alle begrippen langs..


Slide 10 - Tekstslide

Parlementaire democratie
  • Democratie = het volk regeert
  • Parlement = volksvertegenwoordiging -> Dit zijn mensen die gekozen zijn door de burgers. Zij besturen namens ons het land.

Parlement = Volksvertegenwoordiging = Eerste en Tweede Kamer = Staten-Generaal => 
Al deze woorden hebben dezelfde betekenis!

Parlementaire Democratie = het volk regeert via een gekozen volksvertegenwoordiging.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Constitutionele Monarchie
  • Constitutie = Grondwet
  • Monarchie = koninkrijk, monarch = koning

  • Grondwet = boek met alle rechten en plichten (grondrechten)
                       Alle burgers EN de overheid moeten zich hieraan houden

Constitutionele Monarchie = Land met een koning + een grondwet waar iedereen zich aan moet houden.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 15 - Quizvraag

Nederland is een Rechtsstaat
  • Land waarin burgers EN overheid zich aan de wet moeten houden
  • Niemand wordt zomaar opgepakt
  • Iedereen krijgt een eerlijk proces
  • Machtenscheiding


Basis van een Rechtsstaat = Machtenscheiding-> zo wordt misbruik voorkomen.
3 machten => zij controleren elkaar:
1- Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters
2- Wetgevende macht: parlement + regering
3- Uitvoerende macht: regering

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
Een minister mag de rechter niet beïnvloeden bij een uitspraak van een proces.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De minister kan elke wet invoeren die hij maakt.

Slide 18 - Quizvraag

De Grondwet -> grondrechten!
Klassieke Grondrechten: staan al > 100 jaar in de Grondwet
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van drukpers
  • Vrijheid van vereniging/vergadering
  • vrijheid van onderwijs


Sociale Grondrechten:
  • recht op onderwijs
  • recht op gezondheidszorg
  • recht op bestaanszekerheid
  • recht op  werk
  • recht op rechtsbijstand
  • recht op  bewoonbaarheid
=> begint steeds met "recht op ..."

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?
A
vrijheid van onderwijs
B
vrijheid van meningsuiting
C
het recht op gelijke behandeling
D
het recht op rechtsbijstand

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De sociale grondrechten zijn ouder van de klassieke grondrechten
B
De klassieke grondrechten zijn ouder van de sociale grondrechten
C
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1848

Slide 21 - Quizvraag

Klassiek grondrecht
Sociaal grondrecht
Vrijheid van meningsuiting
vrijheid van godsdienst
vrijheid van onderwijs
recht op onderwijs
recht op gezondheidszorg
recht op bestaanszekerheid

Slide 22 - Sleepvraag

Regering en Parlement: Hoe werkt het?
Tweede Kamer:
  • 150 leden
  • direct gekozen
  • elke 4 jaar
  • burgers 18+jr en NL nationaliteit


Eerste Kamer:
  • 75 leden
  • indirect gekozen (via omweg)
  • elke 4 jaar
  • door Provinciale Staten

Tweede Kamer in Den Haag
Eerste Kamer in Den Haag

Slide 23 - Tekstslide

Verkiezingen
=> Burgers stemmen op iemand van een politieke partij

  • de partijen met de meeste stemmen -> kabinet/regering
  • samenwerkende partijen noem je COALITIE
  • partijen die niet in de regering zitten heten OPPOSITIE

Slide 24 - Tekstslide

Formatie
  • grootste partij mag als eerste
  • onderhandelen met andere partijen
  • regeerakkoord

Slide 25 - Tekstslide

De regering
  • koning, minister-president en ministers
  • kabinet: minister-president, ministers en staatssecretarissen

Slide 26 - Tekstslide

Ministers en staatssecretarissen
  • bestuurt een onderdeel van de regering
  • minister is de leider van een ministerie
  • staatssecretaris helpt de minister

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 30 - Quizvraag

De Regering 
Regering = kabinet + koning **

Kabinet = alle ministers

Hoofd regering = minister-president/premier

** de koning heeft geen invloed in de regering!**

Slide 31 - Tekstslide

Wie doet wat in Den Haag?
  • Parlement: controleren regering + wetten maken
  • Regering: uitvoeren wetten + wetten maken

=> Hoogste macht = parlement!
  • zij controleren de regering
  • zij moeten alle wetsvoorstellen goedkeuren
  • zij kunnen minsters/kabinet ontslaan

Slide 32 - Tekstslide

Controle-middelen Parlement
Tweede Kamer:                              Eerste Kamer:
  • Recht van Amendement             niet
  • Recht van Initiatief                    niet
  • Recht van Interpellatie              wel
  • Recht van Enquête                     wel
  • Recht van Budget                       wel


** De Eerste Kamer heeft ALLEEN controlerende bevoegdheden!
** De Tweede Kamer heeft 2 wetgevende bevoegdheden

Slide 33 - Tekstslide

Tweede Kamer
Eerste Kamer
Recht van amendement
Recht van initiatief
recht van interpellatie
recht van enquête
Budgetrecht

Slide 34 - Sleepvraag

Welke uitspraak over de regering en parlement is juist?
A
het recht van amendement is een voorbeeld van een controlerende bevoegdheid.
B
het recht van initiatief heeft alleen de Tweede Kamer
C
het recht van interpellatie heeft alleen de Tweede Kamer
D
het Kabinet is hetzelfde als de Staten-Generaal

Slide 35 - Quizvraag

Wie mogen met een wetsvoorstel komen?

  • Ministers (ondersteuning vanuit een ministerie)

  • Kamerleden mogen met een voorstel voor een nieuwe wet komen (recht van initiatief) of een wijziging op een wetsvoorstel indienen (recht van amendement)

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht wetsvoorstel. 

Slide 37 - Tekstslide

En de Koning? Wat doet hij?
  • Staatshoofd

  • Niet gekozen maar door erfopvolging
  • Verplicht wetten te ondertekenen
  • adviseren ministers 
  • onderdeel van de regering (zonder invloed)


De Koning is onschendbaar => hij kan NIET ter verantwoording worden geroepen door het parlement. De minister is verantwoordelijk.
(uitleg hiervan volgt in par. 1.2)

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

1813: Koninkrijk der Nederlanden
Alle staatshoofden vanaf het begin op een rij:
  1. Koning Willem I --- 1815-1840 (op achtergrond afgebeeld)
  2. Koning Willem II --- 1840-1849
  3. Koning Willem III --- 1849-1890
  4. Koningin Wilhelmina --- 1898-1948
  5. Koningin Juliana --- 1948-1980
  6. Koningin Beatrix --- 1980-2013
  7. Koning WillemAlexander --- 2013 ...?

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Opdracht begrippen

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 1.1 maken de opdrachten 1 t/m 10

Slide 44 - Tekstslide