Deviant op weg naar 1F thema 5 moeilijke woorden

Nederlands
Thema 5 hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Thema 5 hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van deze les:

Ken je de moeilijke woorden en de betekenis van de moeilijke woorden van thema 5
Ken je de spreekwoorden en de betekenis van thema 5

Slide 2 - Tekstslide

Start
blz 149 en 150

We lezen samen de moeilijke woorden en de betekenissen.

Zijn er woorden waar je nog vragen over hebt?

Slide 3 - Tekstslide

Samen oefenen
Even kijken hoeveel woorden je al kent.

Je krijgt zo een aantal vragen en opdrachten.
Doel is om te checken wat je al weet.

Slide 4 - Tekstslide

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"de momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer"
A
vervoersmiddel
B
rijbewijs
C
verkeer
D
spits

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus."
A
passagier
B
chauffeur
C
boete
D
conducteur

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het woord:
"dienstregeling"

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent het woord:
"abonnement"

Slide 8 - Open vraag

Ongeluk
Machinist
File
Openbaar vervoer
Verkeer

Slide 9 - Sleepvraag

Maken
Opdracht 4 blz 152:
Kies 5 woorden uit op blz 149/ 150 
en maak daar een zin mee.

Opdracht 5 blz 153:
Maak zinnen met de woorden.



timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken en bespreken
We bespreken een paar woorden en zinnen die jullie hebben gemaakt bij opdracht 4 en 5.

Slide 11 - Tekstslide

Nederlands
Thema 5 hoofdstuk 1

Spreekwoorden en uitdrukkingen

Slide 12 - Tekstslide

Start:
blz 154:      opdracht 6

We maken opdracht 6 samen. We schrijven het spreekwoord en de betekenis samen op.

Slide 13 - Tekstslide

Even leren
Kijk goed naar de spreekwoorden en hun
betekenissen. Probeer ze te onthouden.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet jij al?
De volgende opdracht probeer je zonder afkijken te doen.

Je krijgt zometeen 4 spreekwoorden zien. 

Je gaat de betekenis typen.
Dat mag dezelfde zijn als in je boek.
Het mag ook een beetje in je eigen woorden.


Slide 15 - Tekstslide

Het loopt op rolletjes

Slide 16 - Open vraag

In hetzelfde schuitje zitten

Slide 17 - Open vraag

Welk spreekwoord hoort bij:
"nergens te vinden zijn"

Slide 18 - Open vraag

Welk spreekwoord hoort bij:
"als iemand het gevoel heeft dat hij te veel is."

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag
Blz 155 - 156 - 157


Schrijf het juiste spreekwoord en betekenis in je boek

Daarna: nakijken van de antwoorden
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide