Grammatica les 1

1 / 29
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat weet je (nog) over grammatica?

Slide 2 - Woordweb

REDEKUNDIG ONTLEDEN
ZINSONTLEDING
PV
OW
WG/NG
LV
MV
VZV
BWB
taalkundig ontleden
woordbenoemen
    nw          |                     ww            
   /      \        |             /         |         \        
zn  -  bn  <->   kww hww zww 
________________________________

bw             | pers.vnw     | onbep.vnw
vz               | bez.vnw       | vrg.vnw
olw - blw | aanw.vnw    | tw

Slide 3 - Tekstslide

Zinskern
Sanne fietsen
Mijn vader slapen
Je zus kijken
Jeroen snoepen
Winegums lekker
klas gezellig
Fiona tandarts

Hier komt de uitleg

Slide 4 - Tekstslide

Zinskern
Sanne fietsen           | Sanne fietst.
mijn vader slapen   | Mijn vader heeft heerlijk geslapen.
je zus kijken               | Je zus had liever naar Netflix willen kijken.
Jeroen snoepen      | Jeroen heeft de hele avond zitten snoepen.
winegums lekker     | Winegums zijn erg lekker.
klas gezellig               | De klas lijkt best gezellig.        
Fiona tandarts          | Fiona wil later tandarts worden.    

Hier komt de uitleg

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden in het gezegde
Sanne fietst.
Mijn vader heeft heerlijk geslapen.
Je zus had liever naar Netflix willen kijken.
Jeroen heeft de hele avond zitten snoepen.
Winegums zijn erg lekker.
De klas lijkt best gezellig.        
Fiona wil later tandarts worden.    

Hier komt de uitleg

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Sanne fietst (pvtt).
Mijn vader heeft (pvtt) heerlijk geslapen (vd).
Je zus had (pvvt) liever naar Netflix willen (inf) kijken (inf).
Jeroen heeft (pvtt) de hele avond zitten (inf) snoepen (inf).
Winegums zijn (pvtt) erg lekker.
De klas lijkt (pvtt) best gezellig.        
Fiona wil (pvtt) later tandarts worden (inf).    

Hier komt de uitleg

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden in het gezegde
Sanne fietst.
Mijn vader heeft heerlijk geslapen.
Je zus had liever naar Netflix willen kijken.
Jeroen heeft de hele avond zitten snoepen.


Hier komt de uitleg

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordsoorten
Het belangrijkste ww is een:
V oltooid deelwoord    , anders
I nfinitief                            , anders
P ersoonsvorm

In een zin met meer dan één werkwoord, 
                                                             is de persoonsvorm altijd een hww.

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (WG)
Sanne fietst (zww).
WG: fietst
Mijn vader heeft (hww) heerlijk geslapen (zww).
WG: heeft geslapen
Je zus had (hww) liever naar Netflix willen (hww) kijken (zww).
WG: had willen kijken
Jeroen heeft (hww) de hele avond zitten (hww)  snoepen (zww).
WG: heeft zitten snoepen


Hier komt de uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (WG)
Sanne was (hww) aan het fietsen (zww).
WG: was aan het fietsen
Mijn vader lag (hww) heerlijk te slapen (zww).
WG: lag te slapen
Je zus zat (hww) liever naar Netflix te kijken (zww).
WG: zat te kijken
Jeroen was (hww) de hele avond aan het  snoepen (zww).
WG: was aan het snoepen


Hier komt de uitleg

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (WG)

Sanne fietst.
WG: fietst
Mijn vader heeft heerlijk geslapen.
WG: heeft geslapen
Je zus had liever naar Netflix willen kijken.
WG: had willen kijken
Jeroen heeft de hele avond zitten snoepen.
WG: heeft zitten snoepen
Onderwerp (OW)

Wie fietst? 
--> OW: Sanne

Wie heeft geslapen? 
--> OW: Mijn vader

Wie had willen kijken? 
--> OW: Je zus

Wie heeft zitten snoepen
--> OW: Jeroen

Hier komt de uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Wat weten we nu?
     ?       |  zww
Sanne | fietst.
   OW    |  PV/WG

 
    ?   |     ?     |   hww   |         ?      |     zww
Mijn vader | heeft    | heerlijk | geslapen.
        OW        | PV/WG |                 |      WG

Slide 13 - Tekstslide

Wat weten we nu?
?  |   ?   | hww      |    ?       |    ?           ?        | hww | zww
Je zus | had       | liever | naar Netflix | willen kijken.
     OW  | PV/WG |     ?       |           ?             |         WG

       ?      | hww     |  ?     ?   |     ?        | hww   |    zww  
Jeroen | heeft   | de hele avond | zitten  snoepen.
     OW   | PV/WG |               ?              |             WG

Slide 14 - Tekstslide

Remco had graag een toetje willen bestellen.

Wat is de werkwoordsoort van 'bestellen'?
A
hww
B
zww
C
kww
D
belangrijkste werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Remco had graag een toetje willen bestellen.

Wat is de werkwoordsoort van 'had'?
A
hww
B
zww
C
PV
D
WG

Slide 16 - Quizvraag

Remco had graag een toetje willen bestellen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG)?
A
had
B
had bestellen
C
had graag willen bestellen
D
had willen bestellen

Slide 17 - Quizvraag

Remco had graag een toetje willen bestellen.

Wat is het onderwerp (OW)?
A
Remco
B
had
C
een toetje
D
bestellen

Slide 18 - Quizvraag

1. Ik ben jouw verjaardag helemaal vergeten.
2. Daar baal ik stevig van.
3. Moesten we die opdracht maken?
4. Ja, die had je vorige week al moeten maken.
5. Ik heb de opdracht dus nog niet gemaakt.
6. Elizabeth wil graag hoge cijfers halen.
7. Daarom heeft ze lang geleerd voor de toets.
8. Ook Marius heeft lang zitten blokken. 
9. Maar je moet de stof ook echt begrijpen.
10. Heb je dat goed begrepen?

Oefening 1
Noteer in je schrift alle werkwoorden van zin 1 tot en met 10 onder elkaar. Zet de werkwoordsvorm (pv, vd, inf) erachter.


Oefening 2
Noteer achter de werkwoorden van oefening 1 nu ook de werkwoordsoort (hww of zww)

Oefening 3
Noteer voor elke zin van oefening 1 het werkwoordelijk gezegde (WG) en onderstreep daarin de persoonsvorm (PV).
Noteer daaronder de vindvraag voor het onderwerp (OW) en het antwoord daarop.

vb.  Marloes heeft nieuwe schoenen gekocht.
WG: heeft gekocht
Wie heeft gekocht?
OW: Marloes


Slide 19 - Tekstslide

1. Ik ben jouw verjaardag helemaal vergeten.
ben - pv - hww
vergeten - vd - zww
WG: ben vergeten
Wie is vergeten? OW: ik
2. Daar baal ik stevig van.
baal - pv - zww
WG: baal
Wie baalt? OW: ik
3. Moesten we die opdracht maken?
moesten - pv - hww
maken - inf - zww
WG: moesten maken
Wie moesten maken? OW: we
4. Ja, die had je vorige week al moeten maken.
had - pv - hww
moeten - inf - hww
maken - inf - hww
WG: had moeten maken
Wie had moeten maken? OW: je
5. Ik heb de opdracht dus nog niet gemaakt.
heb - pv - hww
gemaakt - vd - zww
WG: heb gemaakt
Wie heeft gemaakt? OW: ik




Slide 20 - Tekstslide

6. Elizabeth wil graag hoge cijfers halen.
       wil - pv - hww
       halen - inf - zww
       WG: wil halen
       Wie wil halen? OW: Elizabeth
7. Daarom heeft ze lang geleerd voor de toets.
        heeft - pv  - hww
        geleerd - vd - zww
        WG: heeft geleerd
        Wie heeft geleerd? OW: ze
8. Ook Marius heeft lang zitten blokken.
      heeft - pv - hww
      zitten - inf - hww
      blokken - inf - zww
      Wie heeft zitten blokken? OW: Marius

9. Maar je moet de stof ook echt begrijpen.
           moet - pv - hww
           begrijpen - inf - zww
           WG: moet begrijpen
            Wie moet begrijpen? OW: je
10. Heb je dat goed begrepen?
         heb - pv - hww
         begrepen - vd - zww
         WG: heb begrepen
         Wie heeft begrepen? OW: je

Slide 21 - Tekstslide

REDEKUNDIG ONTLEDEN
ZINSONTLEDING
PV
OW
WG/NG
LV
MV
VZV
BWB
taalkundig ontleden
woordbenoemen
    nw          |                     ww            
   /      \        |             /         |         \        
zn  -  bn  <->   kww hww zww 
________________________________

bw             | pers.vnw     | onbep.vnw
vz               | bez.vnw       | vrg.vnw
olw - blw | aanw.vnw    | tw

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 23 - Woordweb

Lastige onderwerpen (OW)

Slide 24 - Tekstslide

De werkwoordelijke uitdrukking

Slide 25 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde (NG)

Slide 26 - Tekstslide

Benoemen van hww en zww

Slide 27 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (WG)

Slide 28 - Tekstslide

Onderwerp (OW)

Slide 29 - Tekstslide