Het delend lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Het delend lidwoord

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je het delend lidwoord in het Frans gebruiken.

Explication: Delend lidwoord 

Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)

mnl	du	je bois du café
vrl	de la	elle mange de la salade
mv	des	Je voudrais des frites
klinker/h	de l'	J'ai de l' argent

Attention: Na de werkwoorden aimer, adorer, préférer en détester gebruik je het bepaalde lidwoord!

Bijvoorbeeld: Ik hou van_koffie/zij is dol op_sla/ik heb een hekel aan_frietjes etc.

mnl	le	j' aime le café
vrl	la	elle adore la salade
mv	les	Je déteste les frites
klinker/h	l'	Je préfère l' argent

Attention: Na een woord van hoeveelheid gebruik je de of

 d'  (Voor een klinker of een stomme h)

Bijvoorbeeld: Ik neem een kopje_koffie/zij heeft een fles_melk/ik koop een kilo_frietjes etc.

mnl	de/d'	je prends une tasse de café
vrl	de/d'	elle a une bouteille de lait
mv	de/d'	j'achète un kilo de frites
klinker/h	de/d'	nous buvons beaucoup d' eau

Wat zijn de delende lidwoorden?

1. le / la / l' / les
2. un / une / des
3. à, au, aux
4. du / de la / de l' / des

Vul de zin aan met le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

Je mange BEAUCOUP ...... soupe (v).

1. du
2. de la
3. de l'
4. de

Kies de juiste vorm van het delend lidwoord

1. j'achète UN PAQUET de la beurre (m)
2. j'achète UN PAQUET du beurre (m)
3. j'achète UN PAQUET le beurre (m)
4. j'achète UN PAQUET de beurre (m)

Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends ...... pain(m).

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Kies het juiste delend lidwoord

Je DÉTESTE _______ aubergine (v).

1. du
2. l'
3. de l'
4. de

Vul aan met: le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

Je mange ...... croissants (m).

Vul aan met: le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

Je bois une tasse ... café

Vul aan met: le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

J'adore ...... salade.

Vul aan met le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’
Je mange ........ viande.

Vul aan met: le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

Je bois ...... eau.

Vul aan met: le, la, l’, les, du, de la, de l’, des, de, d’

Je vais acheter un kilo ......... oranges.

Vertaal en let op het juiste gebruik van het delend lidwoord:
Ik houd van ijs.

Vertaal en let op het juiste gebruik van het delend lidwoord:
Ik wil graag ketchup.

Vertaal en let op het juiste gebruik van het delend lidwoord:
Neem je een bord frietjes?

Ik kan het delend lidwoord toepassen.

😒🙁😐🙂😃