Kort: vragen over de toets voor aankomende maandag?
Bespreken BS 1 en 2 thema 6
Uitleg PO
toetsweek thema 6 BS 1, 2 en 5 (DO 26-06)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen
Kort: vragen over de toets voor aankomende maandag?
Bespreken BS 1 en 2 thema 6
Uitleg PO
toetsweek thema 6 BS 1, 2 en 5 (DO 26-06)
Slide 1 - Tekstslide
Thema 6 ecologie en duurzaamheid
Slide 2 - Tekstslide
BS.1 Organismen in hun omgeving
Theorie
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Biotische en abiotische factoren
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn biotische factoren?
A
water
B
larve
C
zuurstof
D
kikker
Slide 7 - Quizvraag
Alle haringen in het waddengebied vormen samen een...
A
Populatie
B
Levensgemeenschap
C
Individu
D
Ecosysteem
Slide 8 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
Slide 9 - Tekstslide
BS 2 Voedselrelaties en kringlopen
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.
Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen beschrijven
Je kunt biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden
Slide 11 - Tekstslide
Voedselketen
Voedselketen: Een reeks soorten waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort. Hieronder een voorbeeld:
Slide 12 - Tekstslide
Voedselketen
Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel
Slide 13 - Tekstslide
Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel
De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter.
Hiernaast nog een voorbeeld:
Slide 14 - Tekstslide
Voedselketen
Hoeveel schakels heeft dit voedselketen?
Slide 15 - Tekstslide
Voedselweb
Alle voedselrelaties in een bepaald gebied
Meerdere voedselketens
Let op de richting v.d. pijl!
Slide 16 - Tekstslide
Voedselweb
voedselweb
Geef bij alle schakels aan:
Producent
Consument
Reducent
Slide 17 - Tekstslide
Voedselketen: Producent
Een voedselweb bestaat uit voedselketens.
Planten vormen de eerste stap van een voedselketen. Planten maken hun eigen voedingsstoffen. Ze worden daarom producenten genoemd.
Voorbeelden: gras, haver, bloemen, zaden
Slide 18 - Tekstslide
Dieren zijn consumenten
Dieren eten de stoffen die door planten zijn gemaakt.
Consumeren is een ander woord voor eten en drinken dus daarom worden dieren consumenten genoemd.
Slide 19 - Tekstslide
Voedselketen: Consument
De volgende stap in een voedselketen bestaat uit dieren. Dieren eten planten of andere dieren. Ze worden consumenten genoemd. Kleiner consumenten kunnen worden opgegeten door grotere consumenten.
Voorbeeld hiervan is:
rups - muis - slang - roofdier
Slide 20 - Tekstslide
Consumenten
(dieren/mensen) zijn heterotroof
Reducenten (bacterien/schimmels) zijn heterotroof
Slide 21 - Tekstslide
Basisstof 9 - autotroof en heterotroof
producent
consument
consument
consument
Slide 22 - Tekstslide
Kringloop van stoffen
In de natuur maken
alle stoffen een
kringloop.
Slide 23 - Tekstslide
Afvaleters
Dieren en planten kunnen ook gewoon doodgaan. De resten worden dan als voedsel gebruikt door afvaleters.
Afvaleters zijn
ook consumenten!
Slide 24 - Tekstslide
Bacteriën en schimmels zijn reducenten
Afvaleters eten niet alle dode resten op. Bacteriën en schimmels breken het afval van organismen af.
Bij het afbreken van dode resten van organismen komen voedingsstoffen voor planten vrij.
Slide 25 - Tekstslide
Wat zijn reducenten?
Reducenten ruimen de dode resten van organismen op.
Hierdoor komen er weer mineralen vrij voor de producenten.
Baceriën en schimmels zijn reducenten.
Slide 26 - Tekstslide
Reducenten en kringloop
Bacteriën en schimmels breken de resten van afvaleters af, zij zijn reducenten.
Reducenten zetten de energierijke stoffen uit dode planten en dieren om in energiearme stoffen: koolstofdioxide, water en mineralen.
Planten kunnen deze energiearme stoffen weer opnemen.
Zo ontstaat een kringloop waarbij de stoffen steeds opnieuw worden gebruikt.
Slide 27 - Tekstslide
Wat zijn producenten, consumenten en reducenten?
producent = plant
consument = organisme dat de plant eet, of een dier eet
reducent = schimmels en bacteriën
Slide 28 - Tekstslide
Biologisch afbreekbaar afval
Afval dat wordt afgebroken door bacterien en schimmels
Slide 29 - Tekstslide
Niet biologisch afbreekbaar afval
Afval dat niet door bacterien en schimmels wordt afgebroken.